sterk glanzen, schitteren, schel zijn, glinsteren (VD) - Voorbeeld: ‘De kinders hun witte schortjes en rode rokjes speierden op 't goudgroen van de grasgrond en hun voeten liepen vlug over en weer’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php