de tapir zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'tapir ] Afbreekpatroon: ta·pir Verbuigingen: tapirs (meerv.) Zuid-Amerikaans hoefdier met een kleine slurf Voorbeeld: 'Tapirs eten bladeren en twijgen die ze met hun slurf behendig afrukken.' Gevonden op https://woorden.org/woord/tapir
zoogdier uit Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en Midden-Amerika met een korte slurf, dat als jong dier gestreept is en op latere leeftijd donkerbruin kleurt en, in het geval van de Maleise of Indische tapir, wit kleurt aan de achterkant van zijn lichaam Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/tapir