1.luien (van drie klokken in akkoord) (VD: trebbelen) Voorbeeld: ‘De klokken tribbelden, de pastoor zong met de koster en heel de stoet trok triomfantelijk net wijde kerkportaal binnen’ 2.beven, bibberen, rillen Voorbeeld: ‘De lente deed hem deugd, en werkend gevoelde hij een nieuwe kracht ontwaken in zijn jonge leden: daar welde '... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0022.php