
het verkoopseizoen zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'vɛrkopsɛizun ] Verbuigingen: verkoopseizoenen (meerv.)
periode waarin verkocht wordt Voorbeelden: 'Alleen in het verkoopseizoen hebben we uitzendkrachten nodig.' , 'Het verkoopseizoen van rood fruit valt in de zomer.' ...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/verkoopseizoen
Geen exacte overeenkomst gevonden.