verlegen bijv.naamw. Uitspraak: [ vərˈlexə(n) ] Afbreekpatroon: ver·le·gen bang en onzeker als er andere mensen bij zijn Voorbeeld: 'verlegen je vinger opsteken' Antoniem: mondig Synoniemen: : schuchter, timide, beschroomd, Synoniemen: bedeesd beschaamd beschroomd bleu schandelijk schroomvallig schuchter timide brutaal (antoniem) mondi...
1) Afzijdig 2) Angstig 3) Bang voor vreemden 4) Bedeesd 5) Bedremmeld 6) Beduusd 7) Bekaaid 8) Beschaamd 9) Bescheiden 10) Beschimmeld 11) Beschroomd 12) Bête 13) Beteuterd 14) Bevangen 15) Bleek 16) Bleu 17) Blode 18) Confuus 19) Eenkennig 20) Gegeneerd 21) Geremd 22) Honteus 23) In de war 24) Kleinmoedig 1) Afzijdig 2) Bedeesd 3) Bedorven 4) Bedremmeld 5) Beduusd 6) Beschaamd 7) Beschroomd 8) Beteuterd 9) Bevangen 10) Bleu 11) Blo 12) Blode 13) Bluts 14) Bête 15) Confuus 16) Eenkennig 17) Flets 18) Gegeneerd 19) Geremd 20) Honteus 21) Kleinmoedig 22) Mijde 23) Onthand 24) Onthutst 25) Onwennig 26) Perplex 
bedeesd, zich ongemakkelijk voelend (toon de herkomst via de etymologiebank)
•onzeker tegenover anderen.
bedeesd; in vergenheid; (verouderd) wanhopig
bedeesd
echt Nederlandsche handelswoorden (1914):door liggen bedorven.