zich verslikken reflexief werkw. Uitspraak: [ vərˈslɪkə(n) ] Afbreekpatroon: ver·slik·ken Vervoegingen: verslikte zich (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich verslikt (volt.deelw.) zo slikken dat iets niet in je slokdarm maar in je luchtpijp komt Voorbeeld: 'Ik verslikte me in een stukje brood.' je verslikken in (verkeerd beoord...
1) Doorslikken 2) Smoren 3) Versnoepen 4) Verzwelgen 1) Iets in het verkeerde keelgat krijgen 
verkeerd slikken, waardoor het in je luchtpijp komt vb: hij verslikte zich in een stukje koek
• [refl] "zich ~" per ongeluk voedsel of drank in de luchtpijp in plaats van de slokdarm laten glijden.