voltooien werkw. Uitspraak: [ vɔl'tojə(n) ] Afbreekpatroon: vol·tooi·en Vervoegingen: voltooide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voltooid (volt.deelw.) in een toestand brengen dat het af is Voorbeeld: 'een boek voltooien' Synoniemen: : afmaken, afronden, afwerken, voltooid deelwoord (vorm van een werkwoord die volgt op 'ik heb', ...
1) Acheveren 2) Afbouwen 3) Afdoen 4) Afkrijgen 5) Afmaken 6) Afronden 7) Afwerken 8) Besluiten 9) Beëindigen 10) Completeren 11) Consummeren 12) Eindigen 13) Klaarkrijgen 14) Klaarmaken 15) Perfectioneren 16) Vervolledigen 17) Vervolmaken 18) Volbrengen 19) Voleinden 20) Voleindigen 21) Volmaken 22) Volvoeren 1) Afbouwen 2) Afkrijgen 3) Afmaken 4) Afronden 5) Afschilderen 6) Afsluiten 7) Afwerken 8) Beëindigen 9) Bekronen 10) Besluiten 11) Completeren 12) Consummeren 13) Eindigen 14) Finaliseren 15) Helemaal afmaken 16) Klaarkrijgen 17) Klaarmaken 18) Perfectioneren 19) Uitdrukken 20) Uitgaan 21) Vervolkmaken 
tot een einde brengen; volledig maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
ervoor zorgen dat het klaar is vb: in januari heb ik dit boek voltooid Synoniemen: afmaken afronden afwerken
•ten einde brengen.
afmaken