waggelend, struikelend verder gaan, lopen - Voorbeeld: ‘Ze ging daar over de weg, gebogen - een zwarte vormloze fakel, al sukkelend aan 't voortdjoezelen en ze droeg zo onmeedogend heel hun geluk onder de arm’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php