zuchten werkw. Uitspraak: [ ˈzʏxtə(n) ] Afbreekpatroon: zuch·ten Vervoegingen: zuchtte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezucht (volt.deelw.) hoorbaar krachtig uitademen Voorbeelden: 'De dokter vroeg hem een paar keer diep te zuchten' , 'zuchtend en steunend de steile trap beklimmen' zuchten onder (lijden door) 'zuchten onder een...
1) Haken 2) Hunkeren 3) Hijgen 4) Klagen 5) Kreunen 6) Reikhalzen 7) Smachten 8) Stenen 9) Steunen 10) Suizen 11) Verlangen 12) Zwoegen 1) Hard ademen 2) Hard werken 3) Hijgen 4) Hoorbaar uitademen 5) Hunkeren 6) Klagen 7) Kreunen 8) Kuimen 9) Reikhalzen 10) Ritselen 11) Smachten 12) Stenen 13) Steunen 14) Verlangen 15) Verzuchten 16) Weeklagen 17) Zwoegen 
hoorbaar uitademen (toon de herkomst via de etymologiebank)
met kracht en hoorbaar uitademen vb: je moet even zuchten als de dokter naar je longen luistert
•hoorbaar diep uitademen, meestal als uiting van frustratie.
hoorbaar uitademen
hoorbaar uitademen