de zwaai zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: zwaaien (meerv.) Verbuigingen: zwaaitje (verkleinwoord) zwaaiende beweging . Synoniemen: schommeling slinger slingerenbeweging slingering trilling zwaaien Spreekwoorden en zegswijzen • het wierookvat zwaai en (=lof toezwaaien) • de staf zwaai
1) Armbeweging 2) Beweging 3) Draai 4) Geste 5) Gier 6) Groet 7) Groetende beweging 8) Gymnastiekterm 9) Schommeling 10) Slinger 11) Slingerbeweging 12) Slingerenbeweging 13) Slingering 14) Trilling 15) Wending 16) Wuivende beweging 17) Zwaaien 18) Zwenk 19) Zwenking 20) Zwiep 21) Zwieper 22) Zwier 1) Draai 2) Gier 3) Schommeling 4) Slinger 5) Slingerbeweging 6) Slingering 7) Swing 8) Trilling 9) Wending 10) Zwaaiing 11) Zwenk 12) Zwenking 13) Zwiep 14) Zwieper 15) Zwier 16) Gooi 
slingeren; wuiven (toon de herkomst via de etymologiebank)
het zwaaien
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] een jongensspel, zeer geliefd, maar zeer gevaarlijk: hand en hand zwaaien de spelers om den eersten, den ‘kop’, zoodat vaak de laatste door de centrifugale kracht tegen een muur of boom aanslaat.
1.het zwaaien, keer dat men zwaait Voorbeeld: ‘De maaiers stapten gestadig vooruit en sloegen eenbaarlijk hun ronde zwaai’ 2.uitdr.: Voorbeeld: ‘op zwaai zijn, gaan, geraken’: aan de zwier Voorbeeld: ‘En om te bewijzen dat de duivel in levenden lijve langs het land loopt, vertelde Zenia: hoe twee drinkebroêrs die op zwa...
de zijdelingse beweging die de zuigkop van de diverse soorten zuigers kan maken. Deze zwaai bedraagt bij middelgrote snijkopzuigers twee keer circa 57% van de afstand tussen zuigkop en de werkpaal. [Links: Diverse termen inzake het baggeren .]