de zwieper zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'zwipər ] Afbreekpatroon: zwie·per Verbuigingen: zwiepers (meerv.) zwaaiende beweging Voorbeelden: 'de bal een zwieper geven' , 'De vrachtwagen maakte een zwieper en eindigde in de berm.' Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zwieper
hij gaf hem een zwieper: maakte een beweging die hem (in volle sprint) dwong van zijn lijn af te wijken Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11555