Begrippenlijst producentengedrag en marktvormen

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Economie en financiën > producentengedrag en marktvormen
Datum & Land: 15/02/2007, NL
Woorden: 124


schaalvoordelen
voordelen die ontstaan door vergroting van de omvang van de produktiecapaciteit.

soorten monopolies
naar de wijze van ontstaan zijn: het natuurlijk monopolie, het overheidsmonopolie, technologisch monopolie en het feitelijke monopolie.

substitueerbare produktiefactoren
productiefactoren die inwisselbaar zijn. Zie ook L.12

symmetrisch oligopolie
is de marktvorm van het oligopolie, waarvan de belangrijkste bedrijven ongeveer een gelijk marktaandeel hebben. Er is dus dan geen prijsleider.

toetredingsbelemmeringen
zijn belemmeringen om tot een markt te kunnen toetreden. Meestal zijn dit wettelijke bepalingen, vergunningen, vestigingseisen, hoge investeringen, etc.

totale constante kosten
zijn alle kosten die onafhankelijk zijn van de productie-omvang. Dit zijn bijvoorbeeld huren (pacht), rente (interest) op leningen, en de afschrijvingen op vaste kapitaalgoederen.Ook de loonkosten zijn voor een deel onafhankelijk van de bedrijfdrukte, dus deels constant.

totale kosten
zijn alle kosten die de producent in een bepaalde periode maakt. De totale kosten te verdelen in de totale variabele kosten (TVK) en de totale constante kosten (TCK). In formulevorm: TK=TVK + TCK. De totale kosten worden ook wel integrale kosten genoemd.

totale variabele kosten
zijn alle kosten die afhangen van de productie-omvang. Dit zijn bijvoorbeeld de grondstofkosten, kosten van halffabricaten, energie en diensten van derden (soms gedeeltelijk).

transparante markt
is een volkomen doorzichtige markt.

trust
is een groep zelfstandige ondernemingen, die met elkaar verbonden zijn, doordat een bedrijf de aandelen in handen heeft. Zo`n bedrijf wordt een houdstermaatschappij genoemd.

vast kapitaal
kapitaalgoederen die meer dan een produktieproces meegaan. Dit zijn bijvoorbeeld de gebouwen, machines, transportmiddelen en de inventaris. Op het vaste kapitaal wordt door de ondernemer afgeschreven. Zie eventueel afschrijvingen.

veel aanbieders
is sprake van als geen van de aanbieders het gevoel heeft invloed uit te kunnen oefenen op elkaars marktpositie. Ingeval van een heterogeen goed kan men een eigen prijspolitiek voeren en zijn producenten prijszetters. Is er sprake van homogene goederen dan zijn de producenten hoeveelheidsaanpassers.

veiling
is een plaats waar goederen via loven en bieden van eigenaar verwisselen. Een veiling is een voorbeeld van het concrete marktbegrip.

verticale prijsbinding
situatie waarbij een producent aan een winkelier voor schrijft tegen welke prijs deze zijn product moet verkopen

vlottend kapitaal
kapitaalgoederen die bij de productie worden verbruikt in een productieproces.

volkomen concurrentie
marktvorm waarbij zeer veel aanbieders en vragers optreden op een volkomen markt. Volkomen concurrentie wordt ook wel vaak `volledige mededinging`. De vier voorwaarden wil er sprake zijn van volkomenconcurrentie zijn dus: 1e. veel aanbieders en veel vragers; 2e. homogeen goed; 3e. transparante markt; 4e. vrije toe en uittreding. De individulele producent bij volkomen concurrentie is een hoeveelheidsaanpasser.

volkomen markt
markt die gekenmerkt wordt door een homogeen goed, waar volledige informatie over bestaat en de toe- en uittreding vrij is.

vraagoverschot
is sprake van als op een markt de gevraagde hoeveelheid naar een goed groter is dan de aangeboden hoeveelheid, zoals bijvoorbeeld bij een minimumprijs.

vraagtekort
is sprake van als op een markt de gevraagde hoeveelheid naar een goed kleiner is dan de aangeboden hoeveelheid, zoals bijvoorbeeld bij een maximumprijs.

vrije toe- en uittreding
betekent dat er geen belemmeringen zijn om tot de markt toe te treden of uit te treden. Er zijn dan geen wettelijke of andere belemmeringen om het goed te gaan aanbieden of om juist de productie te staken.

weinig aanbieders
is sprake van als de aanbieders het gevoel hebben ernstig rekening met elkaar te moeten houden, wat de concurrentie betreft. (Zie ook het oligopolie). Als één van de deelnemers zijn prijs verlaagt heeft dat merkbare gevolgen voor het marktaandeel van de anderen. Wanneer het aantal zo groot is dat men niet de gevolgen merkt, dan kan men spreken van veel aanbieders. De overgang van `weing` naar `veel` is natuurlijk niet scherp, en is sterk afhankelijk van de persoonlijke beoordeling (van de producent) van de marktsituatie. Dit wordt mede ook bepaald door het verschil in grootte van de marktaandelen. Soms is er sprake van één grote aanbieder met een aantal kleinere, waarbij de grote aanbieder de rol van prijsleider vervult.

Wet Economische Mededinging
krachtens deze (inmiddels verouderde) wet (uit 1956) kan de Minister van Economische Zaken tegen ongewenste economische machtsposities optreden. De Nederlandse wetgeving was een zogenaamde misbruikwetgeving. Kartel afspraken waren niet verboden, mits aangemeld bij het kartelregister en er geen sprake was van machtsmisbruik. Maatregelen die de Minister kon nemen waren: aanwijzingen geven, kartelregister openbaar maken of een kartel onverbindend verklaren. Het beleid van de Europese Unie is een verbodswetgeving, kartel afspraken zijn in principe verboden. In 1996 is er (bij onze regering) een ontwerp ingediend die de oude wet uit 1956 moet vervangen, waardoor de verschillen tussen de Europese en Nederlandse wetgeving zullen vervagen. Vanaf 1998 geldt in Nederland in navolging van het EU-beleid een verbodswetgeving, die is vervat in de Mededingingswet en gecontroleerd wordt door de NMA.

a-symmetrisch oligopolie
is de marktvorm van het oligopolie waar een van de aanbieders het machtigst is. De andere oligopolisten zijn veel kleiner en zullen met de concurrentie vooral met de beleid van de grootste rekening houden, die vaak als prijsleider fungeert.

X-inefficiency
is het verschijnsel dat de feitelijke productiekosten hoger zijn dan de minimale. Een belangrijke oorzaak voor dit verschijnsel is de interne besluitvorming, zoals bijvoorbeeld inspraakprocedures, bureaucratisering, etc. Dit leidt tot hogere kosten dan dat strikt nodig is.