Digischool Begrippenlijst `Waterhuishouding`
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Milieu > Waterhuishouding
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 58
Afsluitdijk
Het begin van de Zuiderzeewerken: de verkorting van de kustlijn door een directe verbinding tussen Noord-Holland en Friesland. (1932) Behalve voor veiligheid zorgt de Afsluitdijk ook voor een goede en veel kortere verbinding tussen deze provincies
allerheiligenvloed
Stormramp uit 1570 die de gehel Noordzeekust teisterde. Scheveningen en katwijk verloren straten, verschillende andere kustdorpen verdwenen volledig en moesten herbouwd worden. Delen van Zeeland, Groningen en Friesland veranderden in zee.
Beemster
Een ondiep meer (ca 3 m diep) in Noord-Holland werd als eerste drooggemalen. Men gebruikte daar 26 molens voor. (1608). Twee jaar later liep de droogmakerij na hevige strom weer onder. Met 40 molens werd het karwei in 1612 opnieuw geklaard.
bemaling
Door middels van gemalen (vroeger: windmolens) het waterpeil in een polder op de gewenste hoogte houden. Meestal door het overtollige water eruit te pompen. De zorg hiervoor is in handen van een waterschap.
boezem
Tijdelijke opslagplaats voor overtollig polderwater. Bijvoorbeeld een meer of rivier.
boezemgebied
Een aantal polders dat op een zelfde boezem het overtollige water loost.
buitenwater
Onder buitenwater verstaan we de zee en de rivieren. Uiteindelijk moet het polderwater door ingrijpen van het waterschap geloosd worden op het buitenwater.
caisson
Dit is een betonnen kist van forse afmeting (sommige ter grootte van een flatgebouw). De kleinere zijn geheel dicht; de zeer grote zijn voorzien van schuiven (zg doorlaatcaissons). Bij het dichten van de gaten in dijken na de stormramp 1953 heeft men van caissons gebruikt gemaakt (bij Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland nog gedeeltelijk te zien). Bij sommige dammen in het Deltaplan heeft men doorlaatcaissons gebruikt.
debiet
Hoeveelheid water die per seconde langs een bepaald punt in de rivier wordt afgevoerd.
deltapeil
Met deltapeil wordt een waterhoogte bedoeld die een of twee meter hoger ligt dan de hoogste waterstand ooit langs de kust gemeten. Bij het vaststellen van dit deltapeil is ook rekening gehouden met de relatieve zeespiegelstijging. Dit deltapeil geldt als norm voor de zeeweringen.
deltaplan
Deltaplan: Na de stormramp van 1953 besloot de overheid tot afsluiting van de meeste zeearmen in zuidwest Nederland, behalve de Westerschelde. Dit grote project waarbij ook landinwaarts dammen en twee bruggen werden aangelegd, was gereed in 1987 toen de stormvloedkering Oosterschelde klaar was.
dijkgraaf
Voorzitter van een waterschap
dijkval
Het wegzakken van de dijk, doordat de ondergrond zo met water doordrenkt is dat deze wegzakt.
drainage
Door middels van een ondergronds buizenstelsel het overtollige grondwater afvoeren naar sloten.
droogmakerij
Een meer wordt omdijkt en drooggemalen. Op die manier heeft men vanaf de zestiende eeuw land gewonnen. Voorbeelden: Schermer , Beemster en Haarlemmermeer in Noord-Holland en de IJsselmeerpolders.
gletsjerrivier
Een rivier die bovenstrooms wordt gevoed door smeltwater van een gletsjer en in voorjaar en zomer meer water (door het smelten van ijs) afvoert.
grondwater
Een deel van de neerslag zakt weg in de grond. Daarbij vult het water alle poriën in het materiaal op. De diepte van het grondwater is belangrijk voor agrarische activiteiten. Waterschappen zorgen voor de meest gewenste grondwaterstand in een polder. Grondwater wordt gedeeltelijk ook voor de drinkwatervoorziening gebruikt.
grondwaterpeil
De diepte waarop het grondwater wordt aangetroffen. Dit peil is belangrijk voor agrarisch grondgebruik. In ons land wordt dit peil in steeds meer gebieden kunstmatig geregeld.
Haarlemmermeer
Dit meer was te groot om met windmolens droog te leggen. In het begin van de 19e eeuw bedreigde het water van de Haarlemmermeer bij hevige storm zowel Amsterdam als Leiden. Toen besloot men tot drooglegging. Van 1848 tot 1852 pompten drie stoomgemalen het meer leeg. Een van die gemalen, de Cruquius, is nu nog te bezichtigen (museum).
hoogheemraadschap
Historische benaming voor een (groot) waterschap. Je vindt ze in Utrecht, Noord- en Zuid-Holland.
icings
Grote ijsconcentraties die ontstaan doordat water uit rivieren over land strommt en bevriest; door het opvriezen van de ontdooide bovenlaag in gebieden met een permafrost of door het bevriezen van grondwater dat naar de oppervlakte komt.
infiltratie
Om te zorgen dat de duinen niet uitdrogen en om het drinkwater al een beetje te zuiveren, wordt water uit de grote rivieren via pijpleidingen in de duinen gebracht. Later wordt dit geinfiltreerde water weer opgepompt om als drinkwater te worden gebruikt.
inklinken
Het geleidelijk inzakken van ingepolderd land. Inklinken komt vooral voor bij veenpolders. Veenpolders zijn drassig . Door de ontwatering zakte het veen geleidelijk in.
kinderdijk
Gebied in Zuid-Holland waar nog 16 molens bij elkaar staan, die in geval van nood nog kunnen functioneren.
kunstmatige lozing
Dit betekent dat men het teveel aan water door middel van gemalen (of molens) moet verwijderen.
kwelder
Buitendijks land dat al redelijk hoog ligt en daardoor begroeid is. Ontstaan door aanslibbing door de zee. Kwelders lopen alleen bij hoge vloed nog onder. In het verleden heeft men dit soort gebieden als ze groot genoeg waren, omdijkt. Daardoor ontstonden bedijkingen of zeepolders. Ze komen voor in Groningen en Friesland.
kwelwater
Water dat van buitenaf onder de dijk door sijpelt en in de polder komt.
Leeghwater
Jan Adriaansz Leeghwater (1575-1650). Beroemd waterbouwkundige. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de drooglegging van vele Noordhollandse en andere meren. `Leeghwater` is een bijnaam.
Lely
Cornelis Ley (1854-1929), waterbouwkundige en drie keer minister van Waterstaat. Ontwerper van het plan tot gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. O.a. Lelystad (in de Flevopolder) is naar hem genoemd.
Luctor et emergo
De wapenspreuk van de provincie Zeeland: `Ik worstel en kom boven`. Een spreuk die wijst op de strijd tegen het water in dit deel van Nederland.
markerwaard
De Markerwaard is de laatste polder van het Zuiderzeeproject.Een aantal dijken (o.a. Lelystad-Enkhuizen) is wel aangelegd, maar de polder zelf nog niet. Er was voorlopig geen behoefte aan meer land.
molengang
Toen men alleen windmolens had om het waterpeil in de polder te regelen, moest men meestal enkele molens achter elkaar plaatsen. Een windwatermolen kan het water niet zo ver omhoog brengen. Bij diepe polders had men dus enkele molens nodig.
nap
NAP= Normaal Amsterdams Peil, het zeeniveau of de gemiddelde hoogte van de zeespiegel (0 meter). Vanaf die 0 meten we de hoogte van heuvels en bergen. Met negatieve getallen geven we de `hoogte` aan van onder de zeespiegel gelegen gebieden.
natuurlijke afwatering
Het overtollige water stroomt vanzelf naar de rivier toe en wordt zo afgevoerd.
oppervlaktewater
Oppervlaktewater is het zichtbare water; het water in rivieren, sloten, kanalen, meren en dergelijke. De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater is een van de taken van een waterschap.
polder
Een polder is een met dijken omgeven stuk land, waarbinnen de mens de waterstand kan regelen. Er zijn verschillende soorten polders: zeepolders, veenpolders, droogmakerijen. Het beheer over een polder is in handen van een waterschap.
primaire dam
Primaire dammen liggen direct aan zee en hebben als belangrijkste taak het achterliggende gebied tegen de zee te beschermen. De primaire dammen in het Deltaplan zijn: Haringvlietdam, Brouwersdam, Stormvloedkering Oosterschelde en de Veersedam.
Prins Alexanderpolder
Droogmakerij uit 1874 bij Rotterdam. Laagste punt van Nederland.
regenrivier
Een rivier die bovenstrooms wordt gevoed door regenwater en daardoor de afvoer vaak ziet wisselen.
relatieve zeespiegelstijging
De stijging van de zeespiegel als gevolg van de daling van de bodem (5 cm in de afgelopen honderd jaar) in combinatie met het stijgen van de zeespiegel (15 cm in de afgelopen honderd jaar).
secundaire dam
Dammen in het Deltaplan die meer landinwaarts zijn aangelegd. Een belangrijke taak van deze dammen: goede verbindingen tussen de verschillende delen van zuidwest Nederland. Ook zorgen deze dammen voor een scheiding tussen zoet en zout water.
spaarbekken
Opslagplaatsen voor drinkwater, bv. aangelegd in de Biesbosch.
springvloed
Springvloed: extreem hoge vloed. De storm in combinatie met springvloed zorgde voor de stormramp in 1953 in zuidwest Nederland.
stormvloedkering
Stormvloedkeringen hebben tot doel een rivier of zeearm af te sluiten als het waterpeil te hoog wordt door storm. Bij de uitvoering van de Deltawerken is in de Hollandse IJssel een stormvloedkering gebouwd om het polderland van Midden-Holland te kunnen beschermen. De Oosterschelde heeft zo`n waterkering gekregen omdat het van groot belang was dat de Oosterschelde zout bleef. In de Nieuwe Waterweg is inmiddels ook een voorziening aangelegd waardoor deze bij stormvloed kan worden afgesloten.
stroomgebied
Het gebied dat afwatert op een rivier en zijn zijrivieren.
stuw
Dam in de rivier met afsluitbare openingen. Hierdoor kan men de waterstand in de rivier regelen. Door het sluiten van de stuwen wordt het water in een deel van de rivier vastgehouden.
terp
Door mensen opgeworpen heuvel. Soms werd hier een boerderij gebowud, soms een dorpje. Het doel van de terpen (of wierden) : bescherming tegen hoog water in laag Nederland. Terpen komen voor in de noordelijke provincies en in het rivierengebied.
uiterwaard
Gebied, meestal aan beide zijden van de rivierbedding, tussen de winterdijken. Hier kan bij hoog water het teveel aan rivierwater worden opgevangen zonder schadelijke gevolgen. In de zomerperiode gebruitk voor veeteelt en recreatie (campings)
uitwateringssluis
Sluis waardoor het polderwater geloosd kan worden op het buitenwater.
veenpolder
Laagveengebieden liggen onder NAP en zijn drassig. Om ze te kunnen gebruiken, moest de mens iets aan de waterstand doen. Daarom legde men er een dijk omheen. Een waterschap zorgt ook daar voor de regeling van de waterstand.
verhang
Verval per kilometer.
verval
Het hoogteverschil tussen twee plaatsen van een rivier.
verzilting
Het zouter worden van het water of de bodem. Doordat West-Nederland zo laag ligt en er zoveel openingen in de kust voorkwamen, kon het zoute zeewater via die openingen en ook ondergronds het land binnendringen.
waterschap
Instantie die moet zorgen voor het onderhoud van de waterkeringen (dijken), voor het waterpeil en voor een goede waterkwaliteit. In west Nederland heten waterschappen ook wel hoogheemraadschap.
waterscheiding
De natuurlijke scheiding tussen twee stroomgebieden.
waterstaat
Het buiten houden van zee- en rivierwater, het op peil houden van de waterstand in vaarten, sloten, plassen enz.
zeepolder
Een stuk land dat door aanslibbing is ontstaan. De zee zet zeeklei af. Wanneer zo`n buitendijks stuk land groot en hoog genoeg was, legde men er een dijk omheen. Vooral in Groningen en Friesland heeft men zo veel land gewonnen. Een ander woord voor zeepolder is: bedijking.
zoetwaterzak
Dit is de ondergrondse zoet water voorraad, die het zoute zeewater dat ook in de ondergrond doordringt, op grotere diepte houdt. Hiermee wordt verzilting van het hoger gelegen grondwater tegen gegaan.