chaotisch bijv.naamw. Uitspraak: [ xaˈotis ] Afbreekpatroon: cha·o·tisch 1) zonder orde of regelmaat Voorbeelden: 'een chaotisch verlopend debat' , 'chaotisch denken' Synoniemen: : wanordelijk, hectisch 2) (van personen) in verwarring Voorbeeld: 'De patiënt maakt een chaotische indruk.' Synoniem: verward Synoniem...
1) Confuus 2) Dooreen 3) Ongeordend 4) Ongeregeld 5) Onordelijk 6) Onoverzichtelijk 7) Rommelig 8) Verward 9) Wanordelijk 10) Warrig 1) Dooreen 2) Hectisch 3) Ongeordend 4) Ongeregeld 5) Onordelijk 6) Onoverzichtelijk 7) Ordeloos 8) Rommelig 9) Tumultueus 10) Verward 11) Wanordelijk 12) Warrig 13) Slordig 
door elkaar, niet op orde vb: hij maakt een chaotische indruk Synoniem: verward
wanordelijk