Rijexamen.com
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Transport en verkeer
Datum & Land: 15/02/2007, NL offline
Woorden: 111
Aanhangwagens
Aanhangwagens zijn voertuigen die door een voertuig worden voortbewogen. Ook opleggers vallen onder de regels voor aanhangwagens.
Aanwijzing
Aanwijzingen zijn:
- instructies in woord of gebaar ( I12 en I12b) door daartoe bevoegde personen zoals politie, marechaussee, douane en andere opsporingsambtenaren;
- stoptekens van verkeersbrigadiers ( X05);
- stopteken van een politievoertuig (rode lamp, of de tekst `stop` of `stop politie`);
stopteken van een begeleider of bestuurder van een railvoertuig,
Aanwijzingen gaan boven verkeerslichten, verkeerstekens en verkeersregels. Weggebruikers moeten aanwijzingen daarom altijd opvolgen.
Achterligger
Een bestuurder die in dezelfde richting achter je rijdt. Zie ook meeligger en tegenligger.
Auto
Een personenauto is een voertuig op 3 of meer wielen waarvan de toegestane maximummassa minder bedraagt dan 3500 kg. Voor het besturen van een auto is rijbewijs B vereist. Zie ook: autobus, lijnbus, vrachtauto en motorfiets.
Zie weggebruikers.
Autobus
Een autobus is een motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen (exclusief bestuurder).
Zie weggebruikers.
Autosnelweg
Aangeduid met bord ( G01). Alleen bestemd voor motorvoertuigen die meer dan 60 km per uur kunnen en mogen rijden. De maximumsnelheid is 120 km ( auto, motorfiets) of 80 km ( vrachtauto, autobus, motorvoertuigen met aanhanger) per uur. Fietsers, snor- en bromfietsers, en voetgangers mogen zo’n weg niet op.
Autoweg
Een autoweg wordt aangeduid met bord ( G03). Alleen bestemd voor motorvoertuigen die meer dan 45 km per uur kunnen en mogen rijden. De maximumsnelheid is 100 km ( auto, motorfiets) of 80 km ( vrachtauto, autobus, motorvoertuigen met aanhanger) per uur. Fietsers, snor- en bromfietsers, en voetgangers mogen zo’n weg niet op.
Belangrijkste bestuurder
Zie gelijkwaardige bestuurders.
Bestuurders
Bestuurders zijn alle weggebruikers behalve voetgangers.
Bestuurders van een motorvoertuig
In een gewone situatie: iemand die een motorvoertuig bestuurt.
In een auto-rijles-situatie: de rij-instructeur.
Zie ook weggebruikers.
Bijzondere manoeuvre
Bijzondere manoeuvres zijn: wegrijden; achteruit rijden; vanuit een uitrit de weg oprijden; keren; invoegen; een uitrijstrook oprijden; van rijstrook verwisselen.
Bromfiets
Een bromfiets is:
een tweewielig voertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor van maximaal 50 cc met een snelheid van maximaal 45 km-uur;
voorzien van één of twee gele platen;
geen invalidenvoertuig.
Een bromfiets is ook:
een motorvoertuig met een ledige massa van minder dan 350 kg (zonder de accu`s in elektrische voertuigen);
motorvoertuigen met een maximumsnelheid van 45 km-uur;
motorvoertuigen uitgerust met een verbrandingsmotor (max. 50 cc) of met een ander type motor (vermogen ten hoogste 4kw).
Bromfietsers maken gebruik van
het verplichte fiets-bromfietspad ( G12a);
ze volgen dan de regels van fietsers.
Is er geen fiets-bromfietspad, dan
maken bromfietsers gebruik van de rijbaan en
volgen ze de regels voor motorvoertuigen.
Zie weggebruikers.
Brommobiel
Bromfiets op meer dan 2 wielen met een gesloten carrosserie (volgt de regels voor bromfietsers). Zie ook weggebruikers.
Brug
Een brug is aangebracht om over een rivier, kanaal, weg, rijbaan, spoorweg of ander obstakel heen te kunnen rijden. Een beweegbare brug wordt aangekondigd met bord J15. Van te voren kun je worden gewaarschuwd door bebakening X06. Als een beweegbare brug open gaat of open is, dan moet je stoppen. Dit kan worden aangegeven met een bruglicht. Op een brug of viaduct kun je last krijgen van wind. Je wordt daarvoor gewaarschuwd door bord J31.
Bruglicht
Een enkel licht waarvoor je moet stoppen als dit rood brandt of knippert. Zie ook brug en verkeerslicht.
Busbaan
Aparte rijbaan met daarop het woord `bus` bestemd voor lijnbussen. Zie ook busstrook en lijnbus. Lijnbussen kunnen door busbanen sneller door het verkeer.
Busstrook
Gedeelte van de rijbaan bestemd voor lijnbussen gemarkeerd door een doorgetrokken of onderbroken streep. Op het busgedeelte staat woord `bus`. Zie ook busbaan en lijnbus.
Dertig km/uur zone
Een gebied binnen de bebouwde kom waar een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur. Zo`n gebied wordt aangekondigd door bord A01 met daarop `30` en erboven het woord `zone` (zie A06). Het einde van de zone wordt aangegeven met bord A02 met daarop `30` en het woord `zone` erboven (zie A07).
Doorgaande rijbaan
De rijbaan met uitzondering van de in- en uitvoegstroken.
Doorstroming
Je mag andere niet hinderen. Doorstroming is (met veiligheid ) het fundament onder alle verkeersregels.
éénrichtingsweg
Een weg waarop de bestuurders in één richting rijden. Het rijden in tegengestelde richting is verboden. Een éénrichtingsweg is gemarkeerd met de borden C03 (je mag erin) en C02 (je mag er niet in). Deze borden kunnen voorzien zijn van de onderborden 0101, 0102, of 0103.
Fiets
Een twee- of meerwielig voertuig dat wordt aangedreven door spierkracht via pedalen (deze informele definitie komt niet voor in het RVV).
Zie ook bromfiets, snorfiets en weggebruikers.
Warning: file_get_contents(http://www.rijexamen.com/kids-Eenrichtingsweg.html) [function.file-get-contents]: failed to open stream: HTTP request failed! HTTP-1.1 404 Not Found in C:Program Filesxampphtdocsgeturls2.php on line 12
Fietsverkeerslichten
Bijzondere vorm van een verkeerslicht. Driekleurig: rood, geel, groen. In de lichten is een fiets afgebeeld. Vaak komen ze voor in combinatie met gewone verkeerslichten. Fietsverkeerslichten regelen het gedrag van fietsers en snorfietsers en van bromfietsers die op het verplichte fiets-bromfietspad rijden. Ontbreekt het verplichte fiets-bromfietspad, dan gebruiken bromfietsers de rijbaan en houden ze zich aan de gewone verkeerslichten.
Fietsvoorsorteerstrook
Een voorsorteerstrook bestemd voor fietsers en snorfietsers. Op zo’n strook is een witte fiets afgebeeld. Een fietsvoorsorteerstrook tref je aan op fietspaden, fietsstroken of naast een gewone voorsorteerstrook. Bromfietsers moeten een fietsvoorsorteerstroken alleen gebruiken als die op een verplicht fiets-bromfietspad zijn aangebracht. Anders gebruiken ze de gewone voorsorteerstrook. Zie illustratie I32 en voorsorteerstrook.
Gelijkwaardige bestuurders
Bestuurders die wat betreft de voorrangsregels in dezelfde categorie vallen. Bestuurders zijn ongelijkwaardig als ze in een verschillende categorie vallen. Hoe hoger het cijfer hoe `belangrijker` de bestuurder.
Categorieën:
(1) Fietser, snorfietser, bestuurders van een invalidenvoertuig, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren, geleiders van vee, bestuurders van bespannen- of onbespannen wagens;
(2) Bestuurders van motorvoertuigen ( auto, motorfiets, vrachtauto, autobus, trekker, gemotoriseerde werkvoertuigen, ... )
(3) Bestuurders van een tram
(4) Bestuurders van een voorrangsvoertuig
Zie ook weggebruikers.
Gelijkwaardige wegen
De volgende kruisingen zijn “gelijkwaardig”:
onverharde weg kruist onverharde weg
verharde weg kruist verharde weg
Geslotenverklaring
Verbod de betrokken weg in te gaan of te gebruiken.
Gewone kruising
Een kruising van gelijkwaardige wegen zonder voorrang.
Haaientanden
Driehoeken op de weg die aangeven dat voorrang verleend moet worden aan bestuurders van de kruisende weg (zie illustraties, illustratie I5).
Invalidenvoertuig
Een invalidenvoertuig is:
C een voertuig dat een invalide vervoert en geen bromfiets is;
C niet breder dan 1,10 m;
C indien voorzien van motor: maximumsnelheid van 45 km-uur.
Zie ook weggebruikers.
Invoegstrook
Door een blokmarkering van de doorgaande rijbaan afgescheiden weggedeelte. De invoegstrook wordt gebruikt door bestuurders die de doorgaande rijbaan op (willen) rijden.
Kenteken schorsen
Als je je auto niet gebruikt dan kun je het beste het kenteken schorsen. Je mag dan niet meer met de auto op de openbare weg. Aan de andere kant hoef je geen houderschapsbelasting te betalen. Als je auto niet verzekerd is of niet APK gekeurd, dan moet je hem wel schorsen anders krijg je automatisch een boete in de bus. Schorsen doe je op het postkantoor.
Kentekenbewijs
Elke auto heeft een uniek kenteken. Kenteken en kentekenbewijs worden afgegeven door het RDW (rijksdienst voor het wegverkeer). Het kentekenbewijs combineert gegevens van de auto (deel 1) met gegevens van de houder (deel 2). Op deel 1 staan kentekennummer, merk, type, chasisnummer, enzovoorts. Op deel 2 staan naam, adres en woonplaats van de eigenaar. Je moet beide delen bij je hebben.
Knipperbol
Bijzondere vorm van een verkeerslicht: een enkel knipperend geel licht. Betekenis: er dreigt gevaar; minder snelheid en pas op. Een gewoon verkeerslicht kan ook als knipperbol dienen. In dat geval knippert het middelste, gele licht; rood en groen zijn uit.
Kruising
Een kruising is een kruispunt of splitsing van wegen of fietspaden. Deze kunnen zowel verhard als onverhard zijn. De volgende situaties zijn mogelijk:
- een weg met een andere weg;
- een fietspad met een weg;
- een fietspad met een trambaan;
#NAME?
Een kruising kan bestaan uit een T-splitsing, een kruispunt of een Y-splitsing (zie illustraties, illustratie I3).
Kruispunt
Zie: Kruising.
Lijnbus
Een lijnbus is een motorvoertuig dat gebruikt wordt voor het verrichten van openbaar vervoer. Zie ook weggebruikers.
Maxi-rotonde
Zie ook rotonde. Een maxi-rotonde is een groot verkeersplein met meerdere rijstroken voor motorvoertuigen. Meestal is er sprake van een verplicht fietspad of een verplicht fiets-bromfiets pad. Motorvoertuigen gebruiken de rijstroken op de rijbaan. Snorfietsers gebruiken altijd het fiets- of fiets-bromfietspad. Bromfietsers gebruiken het verplichte fiets-bromfietspad als dat er is. Anders gebruiken ze de rijbaan en volgen de regels voor rijbaangebruikers.
Meeligger
Een bestuurder die in dezelfde richting voor je rijdt. Zie ook achterligger en tegenligger.
Militaire colonne
Een aantal achter elkaar rijdende militaire- en-of rampenbestrijdings-motorvoertuigen die de volgende herkenningstekens voeren:
eerste voertuig: 2 blauwe vlaggen links en rechts voorop, een blauw doorschijnende kap voor de rechter koplamp
laatste voertuig: 1 groene vlag rechts voorop, een groen doorschijnende kap voor de rechter koplamp.
tussen voertuigen: 1 blauwe vlaggen rechts voorop, een blauw doorschijnende kap voor de rechter koplamp
Zie ook weggebruikers.
Mini-rotonde
Zie ook rotonde. Een maxi-rotonde is een kleine rotonde met 1 rijstrook voor motorvoertuigen. Soms is er sprake van een fietsstrook, een verplicht fietspad of een verplicht fiets-bromfiets pad. Motorvoertuigen gebruiken de rijbaan. Snorfietsers gebruiken altijd de fietsstrook, het fiets- of fiets-bromfietspad. Bromfietsers gebruiken het verplichte fiets-bromfietspad als dat er is. Anders gebruiken ze de rijbaan en volgen de regels voor rijbaangebruikers.
Motorfiets
Een motorfiets is een motorvoertuig op twee wielen al dan niet met zijspan of aanhangwagen. Zie ook weggebruikers.
Motorvoertuig
Motorvoertuigen zijn gemotoriseerde voertuigen (behalve bromfietsen en invalidenvoertuigen) bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. Bijvoorbeeld: auto, motorfiets, bus, trekker, enzovoorts. Zie ook weggebruikers.
Niet-motorvoertuig
bestuurders van niet-motorvoertuigen zijn:
Fietsers, snorfietsers en bestuurders van een invalidenvoertuig
Ruiters, geleiders van rij- of trekdieren, geleiders van vee, bespannen- of onbespannen wagens en bestuurders van een ander niet-gemotoriseerd voertuig.
Let op! Bestuurders van een voorrangsvoertuig en bestuurders van een tram nemen een aparte positie in. Zie ook weggebruikers, gelijkwaardige bestuurders en ongelijkwaardige bestuurders.
OFOS
Opgeblazen Fiets Opstel Strook. Dit is een opstelstrook voor fietsers en snorfietsers bij kruisingen. Een OFOS bestrijkt meestal de gehele breedte van de rijbaan aan een zijde. Fietsers en snorfietsers staan op een OFOS tussen de kruising en de achter hen wachtende rijbaangebruikers.
Ongelijkwaardige bestuurders
bestuurders zijn ongelijkwaardig als niet onder dezelfde categorie vallen. Zie gelijkwaardige bestuurders voor de categorieën:
Ongelijkwaardige wegen
Ongelijkwaardig zijn:
verharde weg kruist onverharde weg
voorrangsweg kruist niet voorrangsweg (ook: voorrangskruisingen)
uitrit komt uit op weg
van woonerf naar straat of weg
De cursieve weg is het `belangrijkst`.
Onverplicht fietspad
Meestal een vrijliggend pad dat aangeduid wordt met bord G13. Fietsers mogen hier rijden. Bromfietsers mogen hier geen gebruik van maken. Snorfietsers mogen alleen op het onverplichte fietspad als de motor is afgezet (zie ook illustratie I14b). Zie ook verplicht fietspad en verplicht fiets-bromfietspad.
Openbaar vervoer
Voorbeelden van openbaar vervoer zijn: tram, bus, trein, metro en taxi.
Kenmerken van openbaar vervoer zijn:
Gemeenschappelijk: je maakt er samen met anderen gebruik van.
Vaste routes: openbaar vervoer volgt vaste routes (behalve taxi) op gezette tijden (dienstregeling).
Het vervoermiddel is geen eigendom van gebruikers: bussen en treinen zijn van een vervoersmaatschappij; je betaalt per rit.
Milieuvriendelijk: openbaar vervoer gaat doelmatiger met brandstof om en neemt minder ruimte in beslag.
Overweg
Kruising van een weg met een rail-spoor. Een overweg wordt aangeduid met de borden ( J10, J11) die aangeven of je een spoorwegovergang nadert met of zonder overwegbomen en-of met borden J12 en J13. Als je een overweg nadert, kun je gewaarschuwd worden door bebakening X06. Zie ook illustratie I15.
Overweglichten
Bijzondere vorm van een verkeerslicht bij een overweg. Er zijn twee soorten.
AKI bij overwegen zonder bomen ( J11): in een driehoek geschikte lichten: een wit licht boven en 2 rode lichten onder. Knipperend wit licht betekent: veilig, doorrijden. Knipperende rode lichten: onveilig, stoppen.
AHOB bij overwegen met halve bomen ( J10): twee rode lichten naast elkaar; als ze knipperen: stoppen!
Parkeerhaven
Langs de rijbaan gelegen verharding die bestemd is voor stilstaande of geparkeerde voertuigen.
Parkeerstrook
Zie: parkeerhaven.
Parkeren
Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Zie ook plaatsen.
Personenauto
Zie: auto.
Zie weggebruikers.
Plaatsen
Het stallen van een fiets, bromfiets of snorfiets op het trottoir, voetpad, berm of (brom)fietsstalling. Je stalt je brom- of snorfiets en je laat vervolgens je voertuig alleen. Zie ook bord E03. Zie ook parkeren.
Railvoertuig
Een voertuig dat over rails wordt voortbewogen. Zie ook tram en trein.
Zie ook weggebruikers.
Richting aangeven
Laten zien welke richting je op wilt gaan. Dat mag met behulp van een richtingaanwijzer (gemotoriseerde voertuigen) of door je hand uit te steken (fietsers en andere niet gemotoriseerde voertuigen).
Rijbaan
Elk weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen, met uitzondering van fietspaden ( G11) en de fiets-bromfietspaden ( G12a).
Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan dat gemarkeerd wordt door doorgetrokken of onderbroken streep, breed genoeg om gebruikt te kunnen worden door motorvoertuigen op meer dan 2 wielen.
Rijstrooklichten
Rijstrooklichten hangen boven de rijstroken waarop ze betrekking hebben. Ze regelen het gebruik van en de maximumsnelheid op de rijstrook (zie illustratie I38 en R-lichten. Een rijstrooklicht kan de volgende betekenissen hebben: maximumsnelheid (getal in wit licht), einde eerdere verboden voor die rijstrook (witte nul met streep erdoor), waarschuwing dat de rijstrook verderop niet meer gebruikt mag worden (witte, schuine pijl naar links- of rechtsonder), rijstrook mag gebruikt worden (witte pijl naar beneden), rijstrook is verboden (rood kruis), rijstrook bestemd voor lijnbus (BUS). Zie ook verkeerslichten.
Rijverkeer
Alle verkeer behalve voetgangers. Een andere naam is: bestuurders.
Rotonde
Een rotonde (verkeersplein) wordt aangegeven met bord D01. Alle bestuurders rijden op een rotonde in een richting: bij het oprijden ga je altijd rechtsom (tegen de klok in).
Bij het naderen van een rotonde gelden dezelfde voorrangsregels en dezelfde voorsorteerregels als bij een kruising. Bij het verlaten van een rotonde moet je bestuurders laten voorgaan die de rotonde blijven volgen. Er zijn twee soorten rotondes: de maxi-rotonde en de mini-rotonde.
Snorfiets
Een snorfiets is:
C een bromfiets met een maximumsnelheid van 25 km-uur;
C voorzien van twee oranje platen.
Snorfietsers volgen de regels voor fietsers, tenzij anders aangegeven. Snorfietsers moeten gebruik maken van het verplichte fietspad ( G11) en de fietsstrook.
Zie weggebruikers.
Stallen
Wegzetten van je fiets.
Zie plaatsen.
Stilstaan
Niet rijden met een voertuig. In de Zebra cursus wordt met stilstaan bedoeld:
stilstaan zonder dat dit wordt afgedwongen door de verkeerssituatie (zoals bij voorrang verlenen, bij een rood verkeerslicht, voor een overweg, enzovoorts). Zie ook: stoppen.
Stoep
Een verhoogd voetpad langs een straat of weg.
Stoppen
Gaan stilstaan omdat dit door de verkeerssituatie wordt afgedwongen (veiligheid en doorstroming). Bijvoorbeeld: om voorrang te verlenen, voor verkeerslichten, achter een obstakel bij het naderen van een tegenligger, enzovoorts. Zie ook stilstaan en parkeren.
Stopstreep
Een stopstreep is een witte streep die dwars op de rijbaan is aangebracht. Stopstrepen tref je aan voor kruisingen. Als je bij een kruising moet wachten, dan moet je je voor de stopstreep opstellen.
Suggestiestrook
Lijkt op een fietsstrook maar heeft geen afbeelding van een witte fiets. Fietsers en snorfietsers moeten hier rijden. Andere bestuurders mogen hier alleen gebruik van maken als ze moeten voorsorteren of als ze moeten uitwijken omdat er een tegenligger nadert.
Tegenligger
Een bestuurder die vanuit tegengestelde richting nadert. Zie ook meeligger.
Tram
Voertuig dat over rails wordt voorbewogen. Een tram kan op een vrije railweg (zoals een trein) of op rails op een gewone weg rijden. Zie ook trein. Zie ook weggebruikers.
Trein
Voertuig dat over rails wordt voorbewogen. Zie ook railvoertuig, tram en weggebruikers.
Trottoir
Zie stoep Zie ook voetpad.
Tunnel
Een tunnel is aangebracht om onder een rijbaan, spoorweg of ander obstakel door te kunnen rijden.
Uitrijstrook
Door een blokmarkering van de doorgaande rijbaan afgescheiden weggedeelte. De uitrijstrook wordt gebruikt door bestuurders die de doorgaande rijbaan (willen) verlaten.
Uitrit
Een uitgang die door middel van een doorlopend verlaagde trottoirband van de kruisende weg is afgescheiden. Er mogen geen bochtbanden aanwezig zijn en de trottoirbestrating moet doorlopen.
Let op (1)
Als de uitgang van een parkeerplaats geen verlaagd trottoir heeft, dan is dit een weg die samen met de dwarsweg een kruising vormt. Hier zijn de gewone voorrangsregels van toepassing.
Let op (2)
Tegenwoordig zie je bij kruisingen soms een `uitritachtige situatie`: het trottoir van de `belangrijkere` weg loopt verlaagd door. Dit betekent niet altijd dat je automatisch voorrang hebt als je op de belangrijkere weg rijdt. Immers, er moet sprake zijn van een uitgang. Je hebt natuurlijk wel voorrang als dat met de borden B02, B03, B04 of B05 is aangegeven.
Veiligheid
Je mag anderen en jezelf niet in gevaar brengen. Veiligheid en doorstroming zijn de pilaren onder alle verkeersregels.
Verdrijvingsvlak
Een gedeelte van de rijbaan waarop schuine, witte strepen zijn aangebracht. Deze verdrijvingsvlakken mogen niet worden gebruikt. Ook vakken die geheel wit zijn, mag je niet gebruiken. Soms gaan verdrijvingspijlen vooraf aan een verdrijvingsvlak. Die pijlen geven dan aan dat je de rijstrook moet verlaten.
Verkeer
Alle weggebruikers, zowel voetgangers als bestuurders.
Verkeersdeelnemers
Iedereen die meedoet aan het verkeer: weggebruikers.
Verkeerslicht
Lichten die aangeven dat je moet stoppen, dat je mag doorrijden, of die je waarschuwen voor gevaar. Rood betekent altijd stoppen. Groen of wit betekenen: doorrijden. Geel betekent: stoppen als het nog kan. Een geel knipperlicht betekent: gevaar. Je treft verkeerslichten onder andere aan bij: kruisingen, rotondes, oversteekplaatsen en overwegen. Een verkeerslicht kan worden aangekondigd met bord J32. Behalve gewone verkeerslichten zijn er fietsverkeerslichten, voetgangersverkeerslichten, overweglichten en de knipperbol. Zie ook: rijstrooklichten.
Verkeersplein
Zie rotonde.
Verkeersregels
Alle regels die het gewenst gedrag van weggebruikers regelen. Deze regels zijn vastgelegd in wetten en reglementen. De belangrijkste zijn de WVW (wegenverkeerswet) en het RVV (Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens).
Verkeersteken
Alle tekens die door de wegbeheerder zijn aangebracht om het verkeersgedrag van weggebruikers te sturen: verkeersborden, verkeerstekens op het wegdek en verkeerslichten. Zie ook aanwijzing.
Verplicht fiets/bromfietspad
Een verplicht fiets-bromfietspad wordt aangegeven met bord G12a. Fietsers, snorfietsers en bromfietsers moeten hiervan gebruik maken. Invalidenvoertuigen mogen er rijden. Andere bestuurders -- waaronder bromfietsers -- is het verboden om er gebruik van te maken (zie ook fietsstrook, onverplicht fietspad en verplicht fietspad).
Verplicht fietspad
Een verplicht fietspad wordt aangegeven met bord G11. Fietsers en snorfietsers moeten hier gebruik van maken. Invalidenvoertuigen mogen er rijden. Voor andere bestuurders -- waaronder bromfietsers -- is het verboden om er gebruik van te maken (zie ook illustratie I14a). Voor fietsstroken gelden dezelfde regels. Zie fietsstrook en ook onverplicht fietspad en verplicht fiets-bromfietspad).
Viaduct
Een viaduct is aangebracht om over een rijbaan, spoorweg of ander obstakel door te kunnen rijden.
Vluchthaven
Een parkeervoorziening rechts van de rijstrook (rijstroken)van een autoweg of autosnelweg die je alleen mag gebruiken in noodgevallen.
Vluchtstrook
Een extra strook rechts en-of links naast de rijstroken van een autoweg of autosnelweg die je alleen mag gebruiken in noodgevallen.
Voertuig
Elk object waarmee iemand zich over een weg voortbeweegt. Zie ook weggebruikers en bestuurders.
Voetgangers
C personen te voet zonder voertuig;
C personen die te voet een motorfiets, bromfiets, snorfiets, fiets aan de hand meenemen;
C personen op rolschaatsen, skateboards, skeelers, autopeds, etc.;
C bestuurders van invalidenvoertuigen als zij van een voetpad of trottoir gebruik maken of oversteken van het ene naar het andere voetpad of trottoir.
Zie ook: weggebruikers.
Voetgangersoversteekplaats
Ook wel VOP of zebrapad. Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van invalidenvoertuigen die hier oversteken, of van plan zijn om dit te doen, laten voorgaan (zie ook de borden L02 en J22).
Voetgangersverkeerslichten
Bijzondere vorm van een verkeerslicht. Tweekleurig: rood en groen. In het licht is een voetganger afgebeeld. Een voetgangersverkeerslicht geeft aan of een voetganger mag oversteken. Groen knipperlicht betekent: veilig, oversteken. Rood licht betekent: onveilig, niet oversteken. Groen knipperlicht betekent: licht wordt zo rood; niet meer beginnen met oversteken; snel doorlopen als je aan het oversteken bent.
Voetpad
Voor voetgangers bestemde deel van een weg of alleen voor voetgangers toegankelijke weg. In de bebouwde kom is het voetpad vaak enigszins verhoogd (trottoir). Een voetpad wordt aangegeven met bord G07.
Voor laten gaan
De betrokken voetgangers en-of bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen. Zie ook: voorrang verlenen.
Voorrang
Bestuurders op een weg of kruising kunnen voorrang hebben op bestuurders van een kruisende weg. Voorrang wordt door verkeersborden geregeld. Je moet bestuurders op een voorrangsweg of voorrangskruising voorrang verlenen.
Voorrang verlenen
Het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen. Zie ook: voor laten gaan. Alle regels die het voor laten gaan van bestuurders onderling regelen, noemen we voorrangsregels.
Voorrangskruising
Kruising waarbij door borden is geregeld dat bestuurders die de kruising naderen voorrang verlenen aan de kruisende bestuurders. De bestuurders die voorrang moeten verlenen treffen voor de kruising het bord B06 of bord B07 aan. Op het wegdek staan meestal haaientanden. de kruising Bestuurders die voorrang moeten krijgen zien voor de kruising de borden B03, B04, B05 of bord B01.
Voorrangsvoertuigen
Voorrangsvoertuigen zijn motorvoertuigen met blauw zwaai of knipperlicht (optisch signaal) en twee of drietonige hoorn (geluidssignaal): politie, brandweer, ziekenauto`s en andere motorvoertuigen van bepaalde hulpdiensten.