Universiteit Utrecht - Nederlandse taalkunde

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Taalkunde
Datum & Land: 24/06/2010, NL
Woorden: 70


Aanvoegende wijs
Zie aantonende wijs

Aanvoegende wijs
Zie aantonende wijs

Aanvoegende wijs
Zie aantonende wijs.

aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzende voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die in aanleg betrekking hebben op personen of zaken die door de spreker kunnen worden aangewezen. Voorbeelden zijn de vetgedrukte woorden in de zinnen (1)-(3): Deze man is ziek Ik kan die dingen ook weggooien Als je zo'n site lanceert, moet je uitkijken Jan duwde de man weg voor deze ook maar iets ...

Aantonende wijs
Term die gebruikt wordt bij het onderscheiden van (1)-(4): God is met ons. Is God met ons? God zij met ons. Wees met ons, God! In (1) is sprake van een aantonende wijs: er wordt met de zin een mededeling gedaan. Het idee is dat het doen van een mededeling een gebruikswijze van een zin (of uitdrukking) is. Andere gebruikswijzen van dezelfde zi...

Aangesproken persoon
De vet gedrukte uitdrukkingen in (1)-(4): Kees, je moet bij je vader komen Daar zou ik maar niet op rekenen, mijn jongen Dat, beste luisteraars, zou God verzoeken zijn Ik krijg je nog wel, hufter Een aangesproken persoon wordt gewoonlijk niet als zinsdeel opgevat. In (4) wordt hufter ook wel als een interjectie benoemd.

absolute constructie
Absolute constructies zijn bijwoordelijke bepalingen die geen bepaling lijken te zijn, d.w.z. niet verbonden lijken met een element dat ze nader bepalen. Voorbeelden zijn de cursieve zinsdelen in (1) en (2): Met de hoed in de hand kom je door het ganse land Met voetbal op tv zie je geen kip op straat Hij slaat...

abstract nomen
Abstracte nomina worden wel onderscheiden van concrete nomina. Het verschil zit 'm niet in het nomen maar in datgene wat door het nomen genoemd wordt. Er is geen eenstemmigheid over wat precies onder 'abstract' verstaan moet worden. Volgens sommigen is abstract wat niet zintuiglijk waarneembaar is, en zijn droom, enthousiasme, aanzien, kun...

actieve zin
Actieve zinnen worden onderscheiden van passieve zinnen. Zo is (1) een actieve zin in tegenstelling tot de passieve tegenhanger (2). Jan ziet haar zij wordt door Jan gezien Het karakteristieke verschil tussen actieve en passieve zinnen zit hem in de actieve vorm van het werkwoord het feit dat het direct object van zin (1) (haar
actieve vorm
Werkwoorden hebben volgens de traditie een actieve en een passieve (of: lijdende) vorm. Voorbeeld: in zin (1) is prijs de actieve vorm van het werkwoord prijzen; in (2) is wordt geprezen de lijdende vorm. ik prijs Vera Vera wordt door mij geprezen Het idee dat wordt geprezen
achterwaartse samentrekking
Specifieke vorm van samentrekking.

achtervoegsel
Een achtervoegsel is een woorddeel dat toegevoegd aan de rechterkant van een woord een nieuw woord oplevert. Voorbeelden zijn (1)-(4). woord + je = woordje woordje+s = woordjes woord + elijk = woordelijk woord + achtig = woordachtig Sommige achtervoegsels - zoals in (3) en (4) - veranderen de woordsoort , andere niet - zoals in (1) en (2). Andere...

achter-pv
Afkorting gebruikt voor een persoonsvorm die niet vooraan maar achteraan in de zin staat. In (1) is staat een achter-pv. In (2) en (3) wordt staat een voor-pv genoemd. Of hij er nu een beetje beter voor staat (weet ik niet). Staat hij er nu een beetje beter voor? Hij staat er nu een beetje beter voor. Achter-...

accent
Met de betekenis van 'nadruk': klemtoon

accentverschuiving
Verschijnsel dat zich voordoet bij de afleiding van woorden. Voorbeeld: bij de afleiding van pluriformiteit uit pluriform is het accent verschoven van de o naar de ei.

Adjectivum
Adjectivum (mv: adjectiva) is Latijn voor bijvoeglijk naamwoord. Ook wel: adjectief.

adverbiale constituent
Een adverbiale constituent is een woordgroep waarvan de kern een adverbium is. Voorbeeld: in de zinnen (1)-(4) is het adverbium vaak de kern van een steeds grotere woordgroep. Hij was vaak ziek Hij was erg vaak ziek Hij was wel erg vaak ziek Hij was wel heel erg vaak ziek Als een woord in z'n eentje een constituent vormt (zoals...

adjectief
Ander woord voor bijvoeglijk naamwoord

adjectivische woordgroep
Een adjectivische woordgroep is een woordgroep waarvan de kern een adjectief is. Voorbeeld: in de zinnen (1)-(4) is het adjectief boos de kern van een steeds grotere woordgroep. Hij was boos Hij was erg boos Hij was wel erg boos Hij was wel erg boos op z'n moeder Als een woord in z'n eentje een woordgroep vormt (zoals in (1)), ...

adjective phrase
Engels voor adjectivische woordgroep

adjectivische constituent
Een adjectivische constituent is een woordgroep waarvan de kern een adjectief is. Voorbeeld: in de zinnen (1)-(4) is het adjectief boos de kern van een steeds grotere woordgroep. Hij was boos Hij was erg boos Hij was wel erg boos Hij was wel erg boos op z'n moeder Als een woord in z'n eentje een constituent vormt (zoals in (1))...

adverb phrase
Engels voor adverbiale woordgroep.

adverbiale woordgroep
Een adverbiale woordgroep is een woordgroep waarvan de kern een adverbium is. Voorbeeld: in de zinnen (1)-(4) is het adverbium vaak de kern van een steeds grotere woordgroep. Hij was vaak ziek Hij was erg vaak ziek Hij was wel erg vaak ziek Hij was wel heel erg vaak ziek Als een woord in z'n eentje een woordgroep vormt (zoals i...

adverbiaal er
Het woordje er zoals het voorkomt in een zin als (1) wordt adverbiaal er genoemd, omdat het de functie van adverbiale bepaling (van plaats) heeft. Hij loopt er al een hele tijd. Er wonen reuze aardige lui. Hij leunt erop. Wij hebben ertwee. Ook in zin (2) is er adverbiaal; maar hier is het tevens existentieel er (ook wel: plaatsonderwerp). Naast ...

adverbium
Adverbium (mv: adverbia) is Latijn voor bijwoord.

ADVP
Afkorting van Adverbial Phrase, Engels voor adverbiale woordgroep.

AP
Afkorting van Adjectival Phrase, Engels voor adjectivische woordgroep.

artikel
Ander woord voor lidwoord.

asterisk
Naam van het leesteken '*' dat gebruikt wordt om van uitdrukkingen aan te geven dat ze onwelgevormd zijn. Voorbeeld: *een grote paard. Soms onderscheidt men de asterisk van het teken '#', dat gebruikt wordt om aan te geven dat er sprake is van een onwelgevormde betekenis (vgl. een rond vierkant). Wil men graden van onwelgevormdheid aangeven dan di...

asyndetische nevenschikking
Nevenschikking zonder nevenschikkend voegwoord. Voorbeeld : In (2) is sprake van asyndetische nevenschikking, in (1) niet. Hij zoent haar, en zij zoent hem. Hij zoent haar, zij zoent hem.

conjunctivus
Latijnse benaming van aanvoegende wijs.

handelende persoon
In een zin als (1) is sprake van een handeling, en daarmee van een handelende persoon (Jan). Jan slaat me. Ik word door Jan geslagen. Ik word door die steen belemmerd. De notie 'handelende persoon' speelt een rol bij het onderscheiden van handelingswerkwoorden, en bij de ontleding van passieve zinnen zoals (2): door Jan wordt een bepaling van de...

hulpwerkwoord van de voltooide tijd
Hulpwerkwoord van de voltooide tijd zijn hebben en zijn zoals ze voorkomen in de zinnen (1) en (2). Jan heeft dit alles verworven. Zij waren ziek geworden. Zij waren ziek. Deze hulpwerkwoorden worden zo genoemd omdat het hoofdwerkwoord dat ze 'helpen' het gebeuren als voltooid voorstelt: verworven en ziek geworden. In zin (3) is waren geen hulpw...

hulpwerkwoord van de toekomende tijd
Hulpwerkwoord van de toekomende tijd is zullen zoals het voorkomt in zin (1). Jan zal dit alles eens bezitten. Zij zullen wel ziek geweest zijn Dat gaat vallen. In zin (2) wordt zullen opgevat als een hulpwerkwoord van modaliteit: de ziekte wordt door de spreker waarschijnlijk geacht en niet in de toekomst gedacht. Volgens sommigen is gaat in zi...

hulpwerkwoord van tijd
Hulpwerkwoorden van tijd zijn zijn, hebben, zullen. Het tweetal zijn
en hebben drukken - blijkens de zinnen (2) en (3) - een aspect van voltooidheid uit, en worden daarom hulpwerkwoord van de voltooide tijd (of: perfectum) genoemd. Aldus worden ze ondercheiden van het hulpwerkwoord van de toekomende tijd zullen uit zin (4). Jan...

hulpwerkwoord van modaliteit
Hulpwerkwoorden van modaliteit zijn hulpwerkwoorden die aangeven hoe waarschijnlijk de spreker van de zin het acht dat het gebeuren dat door het hoofdwerkwoord genoemd wordt het geval is. Voorbeelden zijn kan en moeten in de zinnen (1) en (2). Het kan regenen (mogelijk) Ze moeten wel voorbij gekomen zijn (vas...

hulpwerkwoord van de lijdende vorm
Het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is worden zoals het voorkomt in zin (1). Volgens sommigen is ook zijn in zin (2) een hulpwerkwoord van de lijdende vorm. Anderen beschouwen zijn in (2) als een hulpwerkwoord van tijd. Volgens deze opvatting is zin (2) een variant van zin (3) waarbij het hulpwerkwoord van de lijdende vorm geworden onuitgesproke...

hulpwerkwoord van aspect
Hulpwerkwoorden van aspect zijn in feite een restcategorie van hulpwerkwoorden: het zijn geen hulpwerkwoorden van tijd en ook geen hulpwerkwoorden van modaliteit. Voorbeelden zijn: Zij gaan zwemmen Mijn zusje zit daar nog steeds te pruilen Ik blijf volhouden

hulpwerkwoord
Werkwoorden worden onderscheiden in hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden. De laatste zijn werkwoorden die in aanleg dienen om hoofdwerkwoorden te 'helpen' bepaalde betekenisaspecten uit te drukken. Men onderscheidt verschillende soorten: hulpwerkwoorden van tijd: zijn, hebben, zullen hulpwerkwoorden van aspect: gaan, bli...

imperativus
Latijnse benaming van bevelende wijs.

Interjectie
Typische interjecties (of: tussenwerpsels) zijn vet in (1)-(5): Nu gaat ze, verdorie, alweer naar boven Oei, nu voel ik het wel Tja, nu weet ik het niet meer Nou zeg, wil je nu nog meer? Kom nou! Zij was, gelukkig, niet onder de indruk Mozes kriebel, weer een jaar ouder! Interjecties dienen uitsluitend om de gevoelens van de spreker tot ui...

indicativus
Latijnse benaming van aantonende wijs.

koppelwerkwoord
Koppelwerkwoorden zijn de werkwoorden zijn, worden, blijven zoals ze voorkomen in de zinnen (1)-(3). De jongens zijn alweer dronken Worden ze dan nooit moe? Nee, ze blijven opgewekt Moeder schijnt nogal kwaad Moeder schijnt nogal kwaad te zijn Volgens sommigen zijn ook de werkwoorden schijnen, lijken, blijken, heten, dunken
en ...

lijdende vorm
Werkwoorden hebben volgens de traditie een actieve en een passieve (of: lijdende) vorm. Voorbeeld: in zin (1) is prijs de actieve vorm van het werkwoord prijzen; in (2) is wordt geprezen de lijdende vorm. ik prijs Vera Vera wordt door mij geprezen Het idee dat wordt geprezen
modaal hulpwerkwoord
Zie: hulpwerkwoord van modaliteit (hww_moda.htm)

naamwoord
Men onderscheidt zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Een zelfstandig naamwoord (ook wel: nomen, substantief) heeft betrekking op een 'zelfstandigheid', d.w.z. dingen, zaken, omstandigheden en dergelijke. Kenmerkend voor naamwoorden is dat ze vergezeld kunnen gaan van een lidwoord (de of het)....

nomen
Latijn voor naamwoord (meervoud: nomina). Gewoonlijk bedoelt men met 'nomen" een zelfstandig naamwoord.

onregelmatig werkwoord
Onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden met een onregelmatige vervoeging. Voorbeeld: de vervoeging van zijn in (1) geldt als onregelmatig. ik ben er - ik was er - ik ben er geweest ik veeg - ik veegde - ik heb geveegd ik zwijg - ik zweeg - ik heb gezwegen Onregelmatige werkwoorden worden onderscheiden van de regelmatige zwak...

OTTT
Zie tempus.

OTT
Zie tempus.

OVTT
Zie tempus.

OVT
Zie tempus.

passieve vorm
Werkwoorden hebben volgens de traditie een actieve en een passieve (of: lijdende) vorm. Voorbeeld: in zin (1) is prijs de actieve vorm van het werkwoord prijzen; in (2) is wordt geprezen de lijdende vorm. ik prijs Vera Vera wordt door mij geprezen Het idee dat wordt geprezen
persoon
Voornaamwoorden en persoonsvormen worden gewoonlijk onderscheiden naar persoon: de 1e, de 2e of de 3e persoon. Bijvoorbeeld: eerste persoon: ik, wij tweede persoon: jij, jullie, U derde persoon: hij, zij, het , ze In de zinnen hier onder staan de persoonsvormen (vet) in respectievelijk de 1e, 2e en 3e persoon: Ik denk niet dat wij er nu een bee...

persoonsvorm
Werkwoordsvorm die aangeeft om welke persoon het gaat. Persoonsvormen van de aantonende wijs hebben ook altijd een tijdskenmerk (tegenwoordige of verleden tijd).Voorbeelden zijn vet: Ik weet niet of hij er nu een beetje beter voor staat. Sta ik er nu een beetje beter voor? Zij stonden er toen heel wat beter voor.

pronomen
Pronomen (meervoud: pronomina) is latijn voor voornaamwoord.

samentrekking
Als in twee nevengeschikte zinnen een of meer zinsdelen onuitgesproken blijven, spreekt men wel van samentrekking.Voorbeeld: in zin (1) kan - zoals uit zin (2) blijkt - ziet tussen Joop en Thea onuitgesproken blijven. Jan ziet Els en Joop Thea Jan ziet Els en Joop ziet Thea Dries heeft twee...

sterk werkwoord
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden met een betrekkelijk onregelmatige vervoeging. Voorbeeld: de vervoeging van zwijgen in (1) is die van een sterk werkwoord. ik zwijg - ik zweeg - ik heb gezwegen ik veeg - ik veegde - ik heb geveegd ik ben er - ik was er - ik ben er geweest Sterke werkwoorden worden onderscheiden van zwakke we...

suffix
Ander woord voor achtervoegsel.

tempus
Tempus (meervoud: tempora) is een ander (Latijns) woord voor werkwoordstijd. In het Nederlands onderscheidt men doorgaans de volgende 8 tijden. OTT: Ik loop (onvoltooid tegenwoordige tijd) OVT: Ik liep (onvoltooid verleden tijd) VTT: Ik heb gelopen (voltooid tegenwoordige tijd) VVT: Ik had gelopen (voltooid verleden tijd) OTTT: Ik zal lopen (onvol...

voorwaartse samentrekking
Specifieke vorm van samentrekking.

voornaamwoord
Voornaamwoorden zijn woorden zoals ik, onze, zichzelf, die, wie, men en dergelijke. Men onderscheidt persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, zichzelf, het e.d.) bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, onze e.d.) aanwijzende voornaamwoorden (die, deze, zulke e.d.) vragende...

VTT
Zie tempus.

VTTT
Zie tempus.

VVT
Zie tempus.

VVTT
Zie tempus.

wijs
Nederlands voor modus. Zie aantonende wijs

zelfstandig werkwoord
Werkwoorden worden onderscheiden in hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden. Hoofdwerkwoorden worden onderscheiden in zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden. Een werkwoord dat geen hulpwerkwoord of koppelwerkwoord is, is dus een zelfstandig werkwoord. Voorbeeld: werken, lopen, schrijven, haten, geven etc. Zelfstandige werkwoor...

zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (ook wel: nomen, substantief of (nomen) substantivum genoemd) is een woord dat betrekking heeft op een zelfstandigheid (of wat als zodanig kan worden voorgesteld): dingen, zaken, toestanden, etc. Voorbeelden: mes, brood, liefde, suikerspin, scheepvaart, klokje, moeder, Mies etc. Men onderscheidt eigennamen (Mies, De Vereni...

zwak werkwoord
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden met een regelmatige vervoeging. Voorbeeld: de vervoeging van vegen in (1) is regelmatig. ik veeg - veegde - heb geveegd ik zwijg - zweeg - heb gezwegen ik ben het - was het - ben het geweest Zwakke werkwoorden worden onderscheiden van sterke werkwoorden (zie (2)) en onregelmatige werkwoorden ...