Vlaamse Diabetes Vereniging
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch > Diabetes
Datum & Land: 05/04/2012, BE
Woorden: 150
aceton
afvalstof die in het lichaam vrijkomt bij verbranding van vetten. Kan gemeten worden om tijdig een beginnende ketoacidose op te sporen.
acetonurie
verschijnen van aceton in de urine. Dit kan opgespoord worden met een teststrookje.
ACE-inhibitor
medicatie die gebruikt wordt om hoge bloeddruk of hartverzwakking te behandelen. Er werd aangetoond dat deze producten bij diabeten de ontwikkeling van nierlijden afremmen of zelfs tegenhouden.
acarbose
geneesmiddel, dat gebruikt wordt bij de behandeling van type 2 diabetes. Het bemoeilijkt de vertering van suiker in de dunne darm, waardoor minder suiker in het bloed wordt opgenomen.
acute complicatie
snel optredende verwikkeling van een ziekte. Bij diabetes kunnen de volgende acute verwikkelingen voorkomen
alvleesklier
zie pancreas.
antilichaam
stof die door het afweersysteern gemaakt wordt tegen een antigen en meehelpt om dit antigen te vernietigen.
antigen
structuur waartegen het afweersysteern antistoffen antilichamen) aanmaakt. Normaliter reageert het afweersysteern enkel tegen vreemde indringers (vb. microben). Bij type 1 diabetes worden echter ook antistoffen tegen de eigen betacellen gemaakt.
angina pectoris
drukkende pijn in de hartstreek, meestal uitgelokt door inspanning. Wordt veroorzaakt door vernauwing van de kransslagaders die het hart van zuurstof moeten voorzien.
arteriografie
het maken van radiografische foto's van de bloedvaten (meer bepaald de slagaders).
aspartaam
is een kunstmatig zoetmiddel, nl. een combinatie van twee aminozouten. Deze twee aminozuren komen voor in voedingsmiddelen zoals vlees, zuivel, ... en zijn op zichzelf niet zoet, maar de combinatie van beide heeft een suikersmaak dat veel zoeter smaakt dan suiker. Het doet de bloedsuiker niet stijgen en levert geen calorieën.
atherosclerose
andere naam voor atheromatose of slagaderverkalking.
atheromatose
andere naam voor atherosclerose of slagaderverkalking.
autoimmuun
het immuunstelsel dient om lichaamsvreemde indringers (vb. microben) te vernietigen. Bij bepaalde aandoeningen richt de immuunafweer zich echter tegen bestanddelen van het eigen lichaam. Dit noemt men autoimmuun. Bij type 1 diabetes worden op die manier de insuline producerende betacellen van de pancreas vernietigd.
basale insuline
insuline die nodig is om de bloedsuiker onder controle te houden, wanneer men niet eet. Deze dient vooral om de aanmaak van suiker door de lever in bedwang te houden.
bacterie
kleine ziekteverwekker, die men met een gewone microscoop kan zien. lnfecties veroorzaakt door een bacterie kunnen behandeld worden met antibiotica.
background retinopathie
zie retinopathie.
betaceltransplantatie
experimentele behandeling van type 1 diabetes, waarbij men de zieke betacellen van de pancreas door nieuwe (van een donor) tracht te vervangen.
betacellen
de cellen van de pancreas die instaan voor de aanmaak van insuline.
betablokker
medicatie, die gebruikt wordt om hoge bloeddruk te behandelen.
Belgisch Diabetes Register (BDR)
register dat gegevens van nieuwe type 1 diabeten en van hun familieleden verzamelt, met als doel een beter inzicht te krijgen in het ontstaansmechanisme van type 1 diabetes. Door dit beter te begrijpen hoopt men in de toekomst type 1 diabetes te kunnen voorkomen. Lees meer hierover op de BDR website.
biguaniden
geneesmiddelen, die gebruikt worden bij de behandeling van type 2 diabetes. Ze zorgen ervoor dat insuline beter kan inwerken op de weefsels, zodat het lichaam als het ware gevoeliger wordt voor insuline.
bloedglucose: zie glycemie.
bolus insuline
insuline die bij de maaltijd nodig is om de suiker, die bij de vertering van de voeding vrijkomt, te verwerken.
calorie
eenheid, die de hoeveelheid energie uitdrukt, die door een bepaald voedingsmiddel verschaft wordt. Koolhydraten, eiwitten en vetten zijn de belangrijkste bronnen, maar alcohol kan ook een bijdrage leveren. Wanneer men meer calorieën eet dan men nodig heeft ontstaat overgewicht.
calcium
chemische naam van kalk. Deze stof is de voornaamste bouwsteen van ons beenderstelsel. Het is aangewezen om voldoende calcium met de voeding in te nemen om botontkalking te voorkomen. Zuivelwaren bevatten veel calcium.
cataract
oogziekte veroorzaakt door troebeling van de lens. Men noemt dit ook staar. Deze aandoening komt vaker voor bij diabetes. Ze kan met een operatie behandeld worden.
cel
kleine structuur, waaruit de weefsels van het lichaam worden opgebouwd. Elke cel vervult een bepaalde functie. Spiercellen staan bijvoorbeeld in voor het samentrekken van de spieren. Men kan zich een cel het best voorstellen als een fabriekje, dat energie nodig heeft om te werken.
chromosoom
de plaats in de cellen van ons lichaam, waar de erfelijke informatie opgeslagen wordt. De stukjes erfelijk materiaal, die zich in de chromosomen bevinden, noemt men genen.
cholesterol
een vetstof die het lichaam nodig heeft bij de bouw van celwanden en bij de productie van bepaalde vitaminen en hormonen. De lever maakt genoeg cholesterol om het lichaam in zijn behoeften te voorzien. Wanneer we dierlijke producten eten nemen we extra cholesterol op. Bij te grote aanvoer kan de cholesterolspiegel stijgen. Dit kan atherosclerose (slagaderverkalking) veroorzaken. Men maakt een onderscheid tussen LDL-cholesterol, die ongunstig is voor hart- en vaatlijden en HDL-cholesterol, die een gunstig effect heeft.
check-up
algemeen nazicht. Bij diabetespatiënten voert men regelmatig (meestal jaarlijks) een check-up uit om vroegtijdig de chronische diabetescomplicaties op te sporen. Deze kunnen doorgaans behandeld worden wanneer men ze in een vroegtijdig stadium ontdekt.
chronische complicatie
verwikkeling van een ziekte, die pas na lange tijd ontstaat. De meest voorkomende chronische verwikkelingen van diabetes zijn neuropathie (zenuwaantasring), retinopathie (netvliesaantasting) en nefropathie (nieraantasting).
cortisol
hormoon dat de werking van insuline tegengaat. Afgeleiden van cortisol worden in de geneeskunde gebruikt bij de behandeling van verschillende aandoeningen, zoals astma, rheumatische aandoeningen, enz. Een dergelijke behandeling veroorzaakt bij diabeten een stijging van de bloedsuiker.
contraceptie
het gebruik van voorbehoedsmiddelen om zwangerschap te voorkomen.
contra-indicatie
reden om een bepaald geneesmiddel bij een bepaalde patiënt niet voor te schrijven of te gebruiken.
complicatie
verwikkeling van een ziekte. Bij diabetes onderscheidt men acute en chronische complicaties.
creatinine
stof waarvan de concentratie in het bloed stijgt bij verminderde nierwerking. De meting ervan wordt gebruikt om de ernst van het nierlijden in te schatten.
cyclamaat
kunstmatig zoetmiddel, dat veel zoeter smaakt dan suiker. Het doet de bloedsuiker niet stijgen en levert geen calorieën.
C.S.I.I.
continue subcutane insuline infusie = behandeling met insulinepomp.
detectie
opsporen, vaststellen van de aanwezigheid van een bepaalde ziekte of ziekteverwikkeling.
dextrose
andere naam voor glucose of druivensuiker.
dialyse
behandeling met kunstnier. Men maakt een onderscheid tussen hemodialyse, waarbij het bloed buiten het lichaam gefilterd wordt en peritoneale dialyse, waarbij de filtering gebeurt door middel van buikspoelingen.
diabetesidentiteitskaart
kaartje om bij de identiteitskaart te steken, waarop in verschillende talen vermeld staat dat men diabetes heeft. Dit kan erg nuttig zijn bij spoedgevallen.
diabetesmedaillon
halssnoer, waarop vermeld staat dat men diabetes heeft. Dit kan erg nuttig zijn bij spoedgevallen.
diabetes
een aandoening, gekenmerkt door hoge bloedsuikerspiegels. De oorzaak is onvoldoende werking van insuline, hetzij doordat de pancreas niet voldoende insuline kan maken, hetzij doordat het lichaam niet voldoende gevoelig is aan de werking van insuline.
druivensuiker
andere naam voor glucose of dextrose. Tabletjes met druivensuiker worden veel gebruikt om hypoglycemie op te vangen.
D.C.C.T.
Diabetes Control and Complications Trial. Mijlpaalstudie, waarbij 1400 mensen met type 1 diabetes opgesplitst werden in 2 groepen; een redelijk geregelde groep (meestal met 2 insulinespuitjes per dag) en een zeer goed geregelde groep (met 4 spuitjes of met insulinepomp). De studie toonde aan dat bij zeer goede diabetesregeling het risico op complicaties sterk afneemt.
educatie
betekent letterlijk opvoeding; om de diabetesbehandeling in het dagelijkse leven in te passen moet de diabeet heel wat kennis en vaardigheden aanleren.
eilandjestransplantatie
experimentele behandeling van type 1 diabetes, waarbij men de zieke eilandjes van Langerhans van de pancreas door nieuwe (van een donor) tracht te vervangen.
eilandjes van Langerhans
de betacellen liggen in de pancreas gegroepeerd in kleine eilandjes. Ze zijn genoemd naar de onderzoeker die ze het eerst beschreven heeft, vandaar de eilandjes van Langerhans.
eiwitten
één van de belangrijkste bouwstenen van ons lichaam. Men kan ze via de voeding opnemen door vlees, vis, eieren, melk, noten en peulvruchten te eten. Een andere naam is proteïnen.
electromyogram
onderzoek, waarbij men de electrische stromen van de spieren registreert. Dit laat bij diabeten toe om zenuwaantasting (neuropathie) op te sporen.
electrocardiogram
onderzoek, waarbij men de electrische stromen van het hart registreert. Dit laat onder andere toe om ritme of doorbloedingsstoornissen van het hart op te sporen.
endocrinoloog
specialist op het gebied van ziekten van endocrien klieren en-of hun hormoonfuncties.
endocrinologie
wetenschap die de werking van endocriene klieren en van hormonen bestudeert.
endocrien
betekent letterlijk inwendige afscheiding. Endocriene klieren zijn organen die één of meerdere hormonen in de bloedbaan afscheiden.
experimenteel
proefondervindelijk. Men spreekt van een experimentele behandeling, wanneer men nog met proeven aan het uitzoeken is of deze behandeling helpt.
follow-up
Engelstalige term voor medische opvolging. Bij diabetes is regelmatige follow-up aangewezen.
fractuur
breuk in het beenderstelsel.
fysieke activiteit
lichaamsinspanning.
gestoorde glucosetolerantie
toestand waarbij na het drinken van een suikeroplossing de bloedsuikerspiegel boven de normale, maar onder de diabetische waarden valt. Dit is geen vorm van diabetes. Mensen met gestoorde glucosetolerantie hebben wel een verhoogd risico om later diabetes te krijgen.
genetisch
erfelijk, betreffende het erfelijk materiaal.
gen
(meervoud genen). Stukje erfelijk materiaal, dat zich in de chromosomen bevindt. Hierop staat de informatie geschreven, die het lichaam nodig heeft om een bepaald eiwit te maken. Zo staat bvb. in het gen dat de kleur van onze ogen bepaalt de code genoteerd, waarmee de kleurstof kan gemaakt worden.
glucosurie
verschijnen van glucose in de urine. Kan opgespoord worden met een teststrookje.
glucosemeter
klein toestel waarmee men de bloedsuikerspiegel kan meten. Men prikt in de vinger om een druppel bloed te verkrijgen. De druppel wordt op een teststrookje aangebracht, dat in de meter geschoven wordt. Het resultaat verschijnt na enkele seconden.
glucose
een eenvoudige suiker, die in het lichaam gebruikt wordt als brandstof. Glucose wordt geproduceerd bij de vertering van voedsel, meer bepaald van koolhydraten. Het wordt via het bloed naar de lichaamscellen gebracht. De hoeveelheid glucose in het bloed noemt men bloedsuikerspiegel of glycemie.
glucometer
een andere benaming voor glucosemeter.
glucagon
een hormoon dat de bloedsuikerspiegel doet stijgen. Het kan ingespoten worden om een ernstige hypoglycemie te behandelen. Men kan het op voorschrift bij de apotheker verkrijgen.
glycemie
de hoeveelheid suiker (glucose) in het bloed (bloedsuikerspiegel).
hemoglobine A1c
zie glycohemoglobine.
hemodialyse
behandeling met kunstnier.
hormoon
stof die door endocriene cellen in de bloedbaan wordt vrijgesteld en een invloed uitoefent op de werking van andere cellen of organen. Insuline is een hormoon. Het wordt door de betacellen van de pancreas gemaakt en via de bloedbaan over heel het lichaam verspreid, waar het de verbranding van glucose door de cellen regelt.
hypertensie
te hoge bloeddruk.
hyperlipidemie
te hoge bloedvetten (cholesterol en-of triglyceriden).
implanteerbare insulinepomp
insulinepomp, waarvan het reservoir onderhuids wordt ingeplant en de katheter in de buikholte of in de bloedbaan gelegd wordt. Dit wordt vooral gebruikt bij onderhuidse insulineresistentie. Bij deze zeer zeldzame aandoening is insuline niet werkzaam wanneer het onderhuids wordt ingespoten, maar wel wanneer het rechtstreeks in de buikholte of de bloedbaan wordt gebracht.
intensieve insulinebehandeling
behandelingssysteem, waarbij men streeft naar een uitstekende diabetesregeling, door gebruik te maken van frequente insulinetoediening (meestal met 4 injecties of een insulinepomp) in combinatie met frequente zelfcontrole. Men leert de diabeet om zelf zijn insulinedosissen aan te passen aan de omstandigheden (lichaamsinspanning, stress), de voeding en de gemeten bloedsuikerwaarden. Dit vereist de nodige kennis en vaardigheden.
insulineresistentie
toestand waarbij het lichaam niet goed reageert op insuline. Een gezonde pancreas kan dit opvangen door meer insuline vrij te stellen. Wanneer de pancreas niet in staat is om de insulineproductie voldoende op te drijven ontstaat type 2 diabetes. Insulineresistentie op zich, zelfs zonder diabetes, kan ongunstige gevolgen hebben voor de gezondheid. Het speelt o.a. een rol bij het ontstaan van hoge bloeddruk en stoornissen in de bloedvettensamenstelling. Overgewicht is de meest frequente oorzaak van insulineresistentie.
insulinepomp
bestaat uit een reservoir, dat opgevuld wordt met insuline, een klein pompje en een computertje om het geheel te besturen. De insuline wordt toegediend via een fijn naaldje, wat onderhuids, meestal in de buik, wordt ingebracht en enkele dagen ter plaatse kan blijven. Dit wordt via een soepel slangetje in kunststof (katheter) met de pomp verbonden. De pomp geeft de hele dag door een kleine hoeveelheid insuline af (basale insuline). Bij de maaltijden kan de diabeet zijn pomp een grotere hoeveelheid insuline op korte tijd laten afgeven (bolus insuline).
insulinepen
toestelletje, waarmee men op een handige manier insuline onderhuids kan inspuiten. Het lijkt op een vulpen, waar men in plaats van inktvullingen insulinevullingen insteekt.
insulinedependente diabetes mellitus (IDDM)
vroegere, in onbruik geraakte benaming voor type 1 diabetes.
insuline
hormoon dat gemaakt wordt door de pancreas en dat het lichaam helpt om suiker (glucose) te verbruiken. Men kan het voorstellen als een sleutel, die de deur opent om glucose in de lichaamscellen binnen te laten, waar het als brandstof kan gebruikt worden.
injectie
inspuiting.
infectie
besmetting.
infarct
afsterven van weefsel door verstopping van bloedvat dat zuurstof en voedingsbestanddelen moet aanvoeren. Hartinfarct (door verstopping van één van de kransslagaders) veroorzaakt een verminderde werking van de hartspier. Herseninfarct wordt meestal gekenmerkt door verlammingsverschijnselen of spraakstoornissen.
incretine
hormoon dat na een maaltijd wordt afgescheiden in de darm. Stimuleert de vrijstelling van insuline, onderdrukt de glucagonvrijstelling en zorgt voor een verzadigingsgevoel.
juveniele diabetes
type 1 diabetes.
kalium
chemisch element, dat een belangrijke rol vervult in ons lichaam, onder andere in de electrische processen, die nodig zijn om onze spieren te doen werken. Bij nierlijden kan het lichaam het overschot aan kalium moeilijk kwijtraken. Dit kan schadelijke gevolgen hebben voor de spierwerking (vooral voor de hartspier). Daarom mogen diabeten met nieraantasting (meestal) niet te veel kalium met de voeding innemen. Kalium bevindt zich vooral in bepaalde fruit- en groentensoorten.
ketonen
afvalstoffen, die in het lichaam vrijkomen bij verbranding van vetten. Bij ketoacidose komen grote hoeveelheden ketonen in het bloed en de urine terecht. Aceton is één van deze ketonen. Deze stof kan gemeten worden om tijdig een beginnende ketoacidose op te sporen.
ketoacidose
ernstige verwikkeling, veroorzaakt door een tekort aan insuline. Ontstaat meestal bij ziekte (vb. griep), omdat het lichaam dan meer insuline nodig heeft. Het wordt gekenmerkt door hoge bloedsuikerspiegels (meestal meer dan 250 mg-dL) en aanwezigheid van aceton in bloed en urine. Aceton kan aanleiding geven tot een gevaarlijke verzuring van het bloed. Deze verwikkeling komt bijna uitsluitend voor bij type 1 diabeten. Ze kan vermeden worden door bij ziekte aceton in de urine te controleren en zo nodig extra insuline in te spuiten.
koolhydraten
één van de drie caloriebronnen van onze voeding. Koolhydraten kunnen eenvoudig (zuivere suiker) of complex (zetmeel) zijn. Complexe koolhydraten vindt men in brood, aardappelen, rijst en pasta (o.a. spaghetti). Ze hebben geen zoete smaak. Bij het verteren van de voeding worden ze afgebroken tot glucose, wat de bloedsuiker doet stijgen.
laserbehandeling
behandeling waarbij men gebruik maakt van laserstralen. Wordt bij diabeten toegepast bij bepaalde vormen van retinopathie (oogaantasting).
lancet
naaldje dat gebruikt wordt in een vingerpriktoestel voor zelfcontrole van de bloedsuiker.
levulose
andere naam voor fructose.
lipohypertrofie
vorm van lipodystrofie, waarbij de huid dikker wordt.
lipodystrofie
hobbelige verdikking van de huid, die ontstaat wanneer men de insuline te veel op dezelfde plaats inspuit. Bij inspuiten op die plaats wordt de insuline minder goed in de bloedbaan opgenomen, waardoor de bloedsuikerregeling verstoord kan worden.
lipoatrofie
vorm van lipodystrofie, waarbij de huid dunner wordt.
malum perforans
latijnse benaming voor voetwonde, die zich op het steunvlak van de voet bevindt.
metabolisme
stofwisseling. Het geheel van de chemische processen, die zich in het lichaam afspelen.
metabole controle
bij diabetes moet men niet alleen de bloedsuikerspiegel onder controle brengen, maar ook de bloedvetten, de bloeddruk, enz. Het onder controle houden van deze stofwisselingsprocessen noemt men de metabole controle.
menstruaties
maandstonden, regels. Periodieke (meestal maandelijkse) bloeding van het baarmoederslijmvlies bij vrouwen.