Vlaamse Diabetes Vereniging

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch > Diabetes
Datum & Land: 05/04/2012, BE
Woorden: 150


menopauze
de niet-vruchtbare periode in het leven van een vrouw, na het stoppen van de maandstonden.

minarine
vetarme margarine.

microalbuminurie
kleine hoeveelheid eiwit in urine (zie nefropathie).

mortaliteit
sterftecijfer.

morbiditeit
ziektecijfer.

mono-onverzadigde vetten
soort vetten, die veel minder schadelijk zijn voor het hart en de bloedvaten dan verzadigde vetten (zie daar). Men noemt ze ook enkelvoudige onverzadigde vetten. Het bekendste voorbeeld is olijfolie.

natrium
chemisch element, dat vooral in keukenzout voorkomt. Inname van te grote hoeveelheden natrium met de voeding kan hoge bloeddruk veroorzaken. Vandaar dat men bij hoge bloeddruk een zoutbeperkt dieet voorschrijft.

neuropathie
aantasting van zenuwbanen door diabetes. Men maakt een onderscheid tussen sensibele neuropathie (de meest frequente vorm), waarbij de gevoelszenuwen worden aangetast, motorische neuropathie, waarbij de bewegingszenuwen worden aangetast, en autonome neuropathie, waarbij de zenuwen van de inwendige organen worden aangetast (vb. vertraagde maaglediging). Sensibele neuropathie verhoogt het risico op voetwonden.

nefropathie
nieraantasting door diabetes. De eerste uiting is het verschijnen van een kleine hoeveelheid eiwit in de urine (microalbuminurie). Doorgaans kan men in dit stadium verdere achteruitgang tegengaan door goede diabetesregeling, behandeling van hoge bloeddruk en verminderen van eiwitten in de voeding. Ver gevorderde nieraantasting is een ernstige verwikkeling, waarvoor nierdialyse of niertransplantatie kan nodig zijn.

niet-insulinedependente diabetes mellitus(NIDDM)
oudere, in onbruik geraakte term, synoniem voor type 2 diabetes.

obesitas
zwaarlijvigheid (BMI > 30).

onverzadigde vetten
soort vetten, die veel minder schadelijk zijn voor het hart en de bloedvaten dan verzadigde vetten. Men maakt een onderscheid tussen mono- en polyonverzadigde vetten.

orale antidiabetica
bloedsuikerverlagende pillen. Ze kunnen gebruikt worden bij de behandeling van type 2 diabetes.

osteoporose
botontkalking. Deze aandoening treedt vooral op bij vrouwen na de menopauze. Door verzwakking van het beenderstelsel lopen ze gemakkelijker breuken op (vooral van wervels, polsen en heupbeenderen).

pancreastransplantatie
behandeling van type 1 diabetes, waarbij men levend pancreasweefsel, afkomstig van een donor, overbrengt naar de buikholte van de diabeet. Deze procedure wordt vooral uitgevoerd bij diabeten, die een niertransplantatie (hebben) ondergaan, in afwachting dat er veiliger medicatie gevonden wordt om afstoting tegen te gaan.

pancreas
(synoniem) alvleesklier, orgaan dat zich achter de maag bevindt. Ze staat enerzijds in voor de vertering van voedingsbestanddelen in de darm, en anderzijds voor de aanmaak van hormonen (insuline, glucagon), die de verbranding van deze voedingstoffen in het lichaam regelen. De cellen die de hormonen maken liggen in groepjes, eilandjes van Langerhans genoemd.

polyurie
veel wateren; één van de symptomen van diabetesontregeling (hyperglycemie).

polyonverzadigde vetten
soort vetten, die veel minder schadelijk zijn voor het hart en de bloedvaten dan verzadigde vetten (zie daar). Men noemt ze ook meervoudig onverzadigde vetten. Ze zijn vooral te vinden in o.a. soja, maïs, saffloer en zonnebloemolie, in minarine en margarine voor bijzondere voeding en in vis.

polydipsie
veel drinken; één van de symptomen van diabetesontregeling (hyperglycemie).

proteïnen
zie eiwitten.

proliferatieve retinopathie
zie retinopathie.

preventie
het voorkómen van een ziekte of aandoening.

predispositie
voorbeschiktheid om een bepaalde aandoening te krijgen.

research
Engelstalige term voor wetenschappelijk onderzoek.

receptoren
ontvangers (soort antennes), die zich aan de buitenkant van cellen bevinden, en signalen opvangen uit het bloed. Insuline moet zich bijvoorbeeld eerst op een dergelijke receptor binden alvorens de cel de poorten openzet om suiker (glucose) binnen te laten.

retinopathie
oogaantasting door diabetes. Bij de lichtste vorm van retinopathie, backgroundretinopathie (achtergrond retinopathie) lekt er vocht door de wand van de bloedvaatjes van het netvlies. Dit veroorzaakt meestal geen achteruitgang van het zicht. Proliferatieve retinopathie is ernstiger. Hierbij treedt er een woekering op van nieuwe bloedvaten, die van slechte kwaliteit zijn. Ze bloeden gemakkelijk en veroorzaken littekenvorming. Hierdoor kan het zicht achteruitgaan. De woekering van deze bloedvaten kan bestreden worden met laserbehandeling.

rustmetabolisme (basaal metabolisme)
het geheel van de chemische processen, die zich afspelen bij rust. Het lichaam heeft hier een zekere hoeveelheid energie voor nodig.

sacharine
kunstmatig zoetmiddel, dat veel zoeter smaakt dan suiker. Het doet de bloedsuiker niet stijgen. Het levert geen energie en je wordt er dus niet dik van.

sacharose
gewone tafelsuiker, ook bekend onder de naam sucrose. Wordt bij de vertering in de darm onmiddellijk omgezet tot glucose.

screening
het opsporen van een ziekte of aandoening.

sedentaire levensstijl
gebrek aan lichaamsbeweging.

Sint-Vincentverklaring
intentieverklaring, waarbij geijverd wordt voor een verbetering van de diabeteszorg in Europa. Deze verklaring werd in 1989 in het stadje Sint-Vincent in Italië voorgesteld. Ze vraagt de politieke wil om de wetenschappelijke vernieuwingen rond diabetes in de praktijk te brengen. Bovendien wordt ook extra aandacht gevraagd voor de sociale aspecten van de aandoening.

sorbitol
kunstmatig zoetmiddel, dat de bloedsuiker niet doet stijgen, maar wel nog energie levert. Dit product kan diarree veroorzaken, vooral wanneer er grote hoeveelheden van worden verbruikt.

sulfonylurea
geneesmiddelen, die gebruikt worden bij de behandeling van type 2 diabetes. Ze zetten de pancreas aan om meer insuline te produceren.

suikervervangers
zoetmiddelen, die gebruikt worden in de plaats van gewone tafelsuiker (sucrose). Er zijn producten (vb. sacharine) die een verwaarloosbare hoeveelheid energie bevatten en geen effect hebben op de bloedsuikerspiegel. Er bestaan ook producten (vb. fructose) die wel energie leveren en de bloedsuikerspiegel beïnvloeden (trage stijging).

suiker
koolhydraat met zoete smaak. Er zijn verschillende soorten suiker (vb. sucrose in tafelsuiker, fructose in fruit en honig). Ze worden allemaal in ons lichaam omgezet in glucose, wat de bloedsuikerspiegel doet stijgen.

sucrose
zie sacharose.

subcutaan
onderhuids.

therapie
(synoniem) behandeling.

triglyceriden
soort vetten, die vaak in verhoogde concentraties in het bloed circuleren bij diabeten. Ze spelen net zoals cholesterol een (weliswaar minder grote) rol bij het ontstaan van atherosclerose.

type 2 diabetes
(vroeger niet-insulineafhankelijke diabetes, of ouderdomsdiabetes, of NIDDM) een vorm van diabetes die meestal na de leeftijd van 40 jaar begint. De meeste type 2 diabeten zijn insulineresistent, velen hebben overgewicht. Vaak kan de bloedsuiker onder controle gebracht worden door gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging. Soms moet men gebruik maken van orale antidiabetica of insuline.

type 1 diabetes
(vroeger insulineafhankelijke diabetes of juveniele diabetes of IDDM) een vorm van diabetes die meestal vóór de leeftijd van 40 jaar begint. Wordt veroorzaakt door een aanval van het immuunsysteem op de betacellen van de pancreas, waardoor de productie van insuline in het gedrang komt. Mensen met type 1 diabetes hebben insuline nodig om te overleven.

urinetesten
testen, waarbij bestanddelen in de urine worden opgespoord (meestal met teststrookje). Men kan bijvoorbeeld glucose (glucosurie) of aceton (acetonurie) meten.

verzadigde vetten
soort vetten, die de kans op het krijgen van slagaderverkalking vergroten, en dus m.a.w. een ongunstig effect hebben op het hart- en de bloedvaten. Deze vetten treffen we vooral aan in dierlijke voedingsmiddelen, zoals vlees, eieren en zuivelwaren, en in producten die met deze ingrediënten bereid werden (bijv. gebak).

vezels
bestanddelen van plantaardige voeding, die niet kunnen verteerd worden door de menselijke darm. Ze zijn nodig voor een gezonde darmfunctie (stoelgangproductie). Men vermoedt dat ze bovendien de opname van cholesterol en verzadigde vetten afremmen, en dat ze beschermen tegen darmkanker. Men spreekt van onoplosbare (bijvoorbeeld in bruin brood) en oplosbare vezels (bijvoorbeeld in fruit).

virus
kleine ziekteverwekker, die men niet met een gewone microscoop kan zien (bijvoorbeeld griep, verkoudheid). Infecties veroorzaakt door een virus kunnen niet behandeld worden met antibiotica.

waist-hip ratio
zie taille-heup verhouding.

zelfregulatie
toestand waarbij de diabeet zelf in staat is om, op basis van bloedsuikermetingen met een glucosemeter, zijn behandeling (insuline, voeding, lichaamsbeweging) aan te passen (ook wel zelfbehandeling genoemd).

zelfcontrole
toestand waarbij iemand met diabetes zelf in staat is om zijn bloedsuiker te meten met een glucosemeter.

zwangerschapsdiabetes
vorm van diabetes, die ontstaat of voor het eerst wordt vastgesteld tijdens de zwangerschap. Verdwijnt meestal nadien. Deze vrouwen hebben een sterk verhoogd risico om in de eerstvolgende 10 jaar type 2 diabetes te krijgen.