Kunstonderwijs
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Kunst, muziek en cultuur > Begrippenlijst Muziek
Datum & Land: 05/04/2012, NL
Woorden: 188
Accent
Benadrukking van een toon, door dynamiek of verlenging
Afgeleide toon
Gealtereerde stamtoon door verhoging of verlaging met kruis of mol
Akkoordfunctie's
Werking van akkoorden ten opzichte van elkaar in een bepaalde toonsoort
Akkoord
Tertsenstapeling op grondtoon
Antimetrischfiguur
Ritme dat ongebruikelijk is in een bepaalde maatsoort triool, duool, enz
Articulatie
Binden of losmaken van tonen: staccato, legato, portato enz.
Arco
gestreken
Bastoon
Laagst klinkende toon van een akkoord
Bluesladder
Vooral pentatonisch mineur, zonder ii en vi, evt met
Bourdon
Begeleiding van voortdurend klinkende grondtoon en kwint
Bridge
Contrasterend gedeelte, vaak voorafgaande aan de laatste refreinen.
Break
Korte onderbreking van de muzikale stroom
Canonisch
Doorimitatie van hele stuk in andere stemmen. Kan ook op andere toonhoogte, verkleind, vergroot omgekeerd of in kreeft zijn
Cadens
(1)Vaste volgorde van akkoorden bijv I - IV - V – I als bevestiging van de toonsoort.(2)Gedeelte in een soloconcert waarbij de solist onbegeleid een vaak virtuoze afsluiting speelt.
Chromatiek
Veel opeenvolgende kleine secundes - halve toonsafstanden
Chorus
Refrein
Convergentie
Dichter naar elkaar toe gaan (van bijvoorbeeld twee melodiën)
Contrast
Vormleer: AB
Consonant
Toon die consonant (welluidend) of rein is met een andere toon
Complexiteit
Mate van ingewikkeldheid
Complementair ritme
Ritmische invulling in andere stem
Crescendo
Geleidelijk harder worden
Decrescendo
Gelijdelijk zachter worden
Dissonant
Toon die in meer of mindere mate dissoneert met een andere toon. Wekt harmonische spannning op.
Diminuendo
Gelijdelijk zachter worden
Dialoogvorm
Afwisselend tussen twee stemmen
Divergentie
Uit elkaar gaan (van bijvoorbeeld twee melodien)
Doorgangsnoot
Vult een tertssprong op, voor een soepeler melodie
Dominantwerking
De Ve en de VIIe trappen hebben een spanningsvolle werking (dominant) ten opzichte de Ie trap
Dominant
Vijfde toon van de toonladder
Drieklank
Akkoord van drie tonen: grondtoon, terts en kwint
Drieklankmotieven
Motieven bestaande uit de tonen van een drieklank
Effect(pedaal)
Electrische geluidsvervorming zoals: galm delay, reverb, echo, sustain, distortion, wah-wah
Enge ligging
Alle akkoordtonen liggen dicht bij elkaar
Fermate
Verlengng van toon of rust. Staat vaak op (relatief) rustpunt van melodie
Fill
Melodische aanvulling in de rust van de hoofdmelodie
Frasering
Indeling in muzikale zinnen
Fraseringsboog
Geeft aan hoelang een muzikale zin duurt
Fugatisch
Als een fuga, met imitaties door alle stemmen
Fugato
Quasi fuga in een homofoon werk
Gepuncteerd ritme
Ritme waarbij steeds de eerste van twee noten langer is, ten koste van de tweede. Genoteerd met punten.
Generale pauze
Algehele rust voor alle stemmen; lengte naar inzicht van dirigent
Gelijke notenwaarden
Gelijke lengte van de toon
Geinstrumenteerde dynamiek
Geluidsterkteverandering door toename of afname van het aantal instrumenten
Gebroken akkoord
Alle akkoord tonen klinken na elkaar ipv tegelijk
Glissando
Glijden van de ene naar de andere toonhoogte
Groove
Ritmisch en soms ook akkoordmatig en melodisch patroon, kenmerkend voor bepaalde stijlen in de pop en jazz.
Grondtoon
1. Toon waarop het akkoord gebouwd is 2. eerste toon van de toonladder
Grondligging
Akkoord waarbij de bastoon de grondtoon is van het akkoord
Harmonische functie
Zie akkoordfunctie
Harmonisch mineur
Mineurladder met verhoogde VII e trap
Harmonisch ritme
Ritme van de akkoordveranderingen
Harmonie
Samenklank op basis van akkoorden
Halfslot
Rustpunt halverwege een zin op de dominant
Herhaling
Letterlijk nog een keer. Vormleer: AA
Hoofdvorm
Belangrijkste klassieke vorm, ook wel sonatevorm genoemd. Vaak gebruikt in eerste deel van sonate of synfonie
Hoofdtoonsoort
Belangrijkste toonsoort in een muziekstuk of deel, is altijd aan het slot benadrukt
Hoofddrieklanken
Akkoorden op I IV en V
Hoofdaccent
Accent op de eerste tel van de maat
Homofoon gedeelte
Stukje waar de ritmes van alle stemmen min of meer gelijk lopen zodat de akkoorden duidelijk hoorbaar zijn
Houtblazers
Fluit, hobo, klarinet, fagot
Imitatie in stemparen
Twee aan twee imiteren
Imitatie
Overnemen van melodie in andere stem, evt op andere hoogte
Intervalverloop
Opeenvolging van de intevallen die samen een melodie vormen: te karakteriseren door sprongen, schreden, stijgend, dalend, chromatisch enz
Interpretatie
Uitvoeringswijze
Instrumentaal
Alleeen met instrumenten
Instrumentatie
Aan welke instrumenten alle partijen - noten van een compositie zijn toegewezen
Intro
Voorspel, inleiding
Jazzakkoorden
Akkoorden met veel toegevoegde tonen 6, 7, 9 enz
Kerktoonsoort
Diatonische ladders, maar anders dan majeur en mineur (diatonisch betekent dat er hele en halve toonsafstanden in de ladder gebruikt worden)
Klankkleur
Welk instrument of stem klinkt, of combinaties daarvan.
Kortere notenwaarden
Gemiddeld kortere tonen
Koperblazers
Hoorn, trompet, trombone, tuba
Komma's en streepjes
Geven rustpunten aan in de muziek, ademhalingsmomenten
Kreeft
Achterstevoren keren van melodie
Langere notenwaarden
Gemiddeld langere tonen
Lage strijkers
Cello en contrabas
Laddervreemde toon
Toon die niet in de toonladder hoort
Laddereigen toon
Toon die hoort in de toonladder
Leidtoon
Kleine secunde onder de tonica
Legato
Gebonden
Legatoboog
Geeft aan waar er gebonden gespeeld moet worden
Ligging
1. Toongebied; hoog, midden of lage ligging of register, 2.Wijze van stapelen in een akkoord, ligt de grondtoon beneden of op een andere plaats in het akkoord
Liedvorm
Vorm met ABA of AABA, zelden AAB. Elke letter kan zelf ook uit een liedvorm bestaan.(samengestelde liedvorm)
Majeur
Grote terts toonladder of grote terts akkoord
Majeur of grote drieklank
Drieklank met grote terts en reine kwint
Maatwisseling en tempo
Plotselinge overgang van de ene naar de andere maatsoort, al of niet met tempowisseling.
Maataccent
Voelbare zware maatdeel
Melodisch mineur
Stijgend met verhoogd VI en VII, dalend zonder verhogingen
Melodische contour
Gemiddeld stijgend, dalend of gelijkblijvend
Melodische lijn
Gemiddeld stijgend, dalend of gelijkblijvend
Melodische motieven
Goed zingbaar intervalverloop, veel secundes
Metronoomcijfer
Kwarten per minuut
Mineur
Kleine terts toonladder of kleine terts akkoord
Mineur- of kleine drieklank
Drieklank met kleine terts en reine kwint
Motief
Bouwsteen van twee tonen tot enkele maten, als structuurelement van een zin
Modulatie
Overgaan naar nieuwe toonsoort
Naspel
Toetje na het slot
Nevendrieklanken
II III VI
Nevenaccent
Qua nadruk zit een nevenaccent tussen het hoofdaccent en de zwakke maatdelen. Bijvorbeeld de 3etel in een vierkwartsmaat.