NEV Sectie Thijsse

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Planten en dieren > Woordenlijst natuurbeheer
Datum & Land: 19/04/2012, NL
Woorden: 287


halofyt
halofyt:plant die op sterk zouthoudende grond kan leven.

heischraal
heischraal:voedselarm, kalkarm en periodiek vochtig, zo schraal als de bodem van een heideveld.

helofyt
helofyt:waterplant die in de bodem wortelt en boven het wateroppervlak uitsteekt.

herbivoor
herbivoor:dier dat alleen plantaardig voedsel gebruikt.

herintroductie
herintroductie:het inbrengen van soorten in gebieden waar deze soorten uit verdwenen zijn.

home_range
home range:afstand van woonplek of nestplaats tot de grens van het bereik waartoe een dier in staat is.

hoogveen
hoogveen:boven de grondwaterspiegel gevormd veen, veen dat primair van regenwater afhankelijk is en waarin mossen van het geslacht Sphagnum een belangrijk aandeel hebben in de veenvorming.

hooiland
hooiland:grasland dat gebruikt wordt om hooi te winnen.

hydrologie
hydrologie:wetenschap van de grondwaterhuishouding.

imago
imago:volwassen stadium van insecten met een volledige gedaantewisseling, er treedt een popstadium op in de ontwikkeling.

indicatorsoort
indicatorsoort:planten- of diersoort die door zijn aanwezigheid de hoedanigheid aangeeft van de omstandigheden die men wil weten. Wordt ook gezegd met betrekking tot aanduiding van een plaats die tevens geschikt is voor andere, ecologisch verwante organismen.

infiltratiegebied
infiltratiegebied:gebied van langzame indringing van water

insect
insect:geleedpotig dier met drie paar poten en meestal vleugels en met een lichaam dat bestaat uit drie delen: kop, borststuk en achterlijf.

introductie
introductie:het inbrengen van soorten in gebieden waar deze soorten van nature niet voorkomen.

inundatie
inundatie:terrein dat onder water is staan.

inzijggebied
inzijggebied:gebied met een neerwaartse grondwaterbeweging, onderdeel van een stroomgebied.

isolatie
isolatie:situatie waarbij uitwisseling van individuen van verschillende populaties niet meer mogelijk is.

jaarklasse
jaarklasse:groep van planten of dieren, die uit hetzelfde kalenderjaar stammen.

juveniel
juveniel:onvolwassen, nog niet geslachtelijk herkenbaar dier.

kalk
kalk:het koolzure zout van het metaal calcium.

kalkgrasland
kalkgrasland:grasland op krijthellingen in Zuid-Limburg.

kalkmoeras
kalkmoeras:moeras dat gevoed wordt met kalkrijk grondwater.

kerngebied
kerngebied:brongebied van een metapopulatie van planten of dieren van waaruit nieuwe vestiging kan plaatsvinden op locaties in de omgeving.

kilometerhok
kilometerhok:gebied van 1 bij 1 km, gehanteerd bij landelijke inventarisaties van planten en dieren.

klepelen
klepelen:het fijn maken van ruige begroeiingen met behulp van roterende klepels.

kloon
kloon:groep van de individuen die door vegetatieve voortplanting uit één individu zijn ontstaan.

kolonie
kolonie:groep van bijeenwonende of –nestelende individuen van een bepaalde diersoort.

kolonisatie
kolonisatie:het koloniseren, het bevolken van een gebied waar een soort niet aanwezig was.

korstmos
korstmos:organisme dat bestaat uit een zwam die in symbiose leeft met een alg.

kragge
kragge:drijvend vegetatiedek dat samenhangt door vervlechtende wortelstelsels, trilveen.

kranswier
kranswier:wieren met kransgewijs geplaatste bladeren.

kwel
kwel:plaats van uittredend grondwater.

kwelder
kwelder:grasland onder invloed de getijden (schor, in Duits Queller).

kwelplas
kwelplas:poel die (periodiek) door omhoog kwellend water ontstaat.

laagveen
laagveen:veen waarvan de oppervlakte thans ongeveer gelijk ligt met die van omringende wateren, veen dat vooral gevormd is door de planten riet en zegge maar bij verdere ontwikkeling over kan gaan in hoogveen.

landschap
landschap:omgeving voor zover men die met één blik overziet, een grootschalige ruimtelijke eenheid die gekenmerkt wordt door een bepaald uiterlijk en een bepaalde structuur, dynamiek, ontwikkeling en interne samenhang.

larve
larve:onvolwassen stadium van een diersoort, vaak anders van uiterlijk dan het volwassen dier.

leefgebied
leefgebied:het gebied waarin alle activiteiten van een dier of dierpopulatie afspelen.

legakker
legakker:smalle strook land in een veengebied waar de gestoken turf op te drogen werd gelegd en dat nu omgeven wordt door open water (zie ook rib en zetwal).

levensgemeenschap
levensgemeenschap:verzameling van soorten planten en dieren, die functioneel bij elkaar horen.

licheen
licheen:korstmos

limnofiel
limnofiel:zich bij voorkeur in binnenwateren ophoudend.

litorale_zone
litorale zone:tot de kust behorende, zone van het strand tussen de hoog- en laagwaterlijn.

macrofauna
macrofauna:kleine, met het blote oog waarneembare diertjes in het water; variërend van waterkevers tot watervlooien.

mantel
mantel:een vooral uit struiken bestaande bosrand, overgang van de buitenrand van een bos naar grasland.

marginaal
marginaal:tegen de bestaansgrens aan.

matrix
matrix:dominant onderdeel van een landschapsmozaïek; in de wiskunde een geordend systeem van waarden

meander
meander:natuurlijke bocht in een rivier.

mesotroof
mesotroof:matig voedselrijk met betrekking tot het milieu voor planten en dieren.

metapopulatie
metapopulatie:een complex van kern- en satellietpopulaties met onderlinge uitwisseling van individuen.

metatroof
metatroof:overdadig rijk aan voedingstoffen in het water of in de bodem.

microklimaat
microklimaat:geheel van de atmosferisch omstandigheden op een zeer beperkt gebied.

middenbos
middenbos:bos dat zowel hakhout als opgaande bomen bevat, een vorm van bosbeheer waarbij periodiek van alleen de struik- en lagere boomlaag de bijgroei van takken wordt gekapt tot op de stobbe.

milieu
milieu:het geheel van uitwendige omstandigheden die van invloed zijn op de leefomstandigheden.

milieudynamiek
milieudynamiek:krachten die veranderingen in een ecosysteem teweeg brengen, mate van veranderingen in de niet-levende natuur.

milieufactoren
milieufactoren:factoren van de niet-levende natuur die van belang zijn voor het leven van planten en dieren.

mineraal
mineraal:bestaand uit levenloze materie, meestal betrekking hebbend op bodem of substraat.

minimumareaal
minimumareaal:minimaal te realiseren omvang van het natuurdoeltype in een concreet gebied; in de vegetatiekunde gehanteerde maat voor beschouwde ruimte passend bij het type vegetatie bij het maken van opnamen.

mitigeren
mitigeren:verzachten, matigen, verlichten; het nemen van maatregelen waardoor maatschappelijk noodzakelijk geachte aantastingen van natuurwaarden worden verzacht.

moder
moder:humusvorm waarbij de humus door bodemdieren is verwerkt in bolletjes; zie ook mor en mull.

monitoren
monitoren:tijdens een proces controle uitoefen; het systematisch en volgens expliciete criteria volgen van de toestand van de natuur.

monofagie
monofagie:levend van slechts een enkele soort voedselbron, gezegd van herbivore insecten.

mor
mor:humusvorm waarbij de humus nog nauwelijks verwerkt is door bodemdieren, de humus ligt meestal in de vorm van halfverteerd strooisel boven op de minerale ondergrond.

morfologie
morfologie:wetenschap van de vorm of de bouw van planten en dieren.

mozaiek
mozaïek:gecompliceerd maar harmonisch samenstel, patroon in ruimtelijke verschillen in vegetaties.

mull
mull:milde humus, humusvorm waarbij de humus voorkomt in een goed gemengd complex met fijne minerale delen.

mycorrhiza
mycorrhiza:wortel van een plant omgeven of doorgroeid met een symbiotische zwam.

myxomatose
myxomatose:zeer besmettelijk virusziekte onder konijnen.

natuur
natuur:toestand waarin iets bestaat voordat men er opzettelijk iets aan heeft veranderd, beginsel van alle scheppende en onderhoudende kracht; omgeving of omstandigheden die niet door de mens zijn gewijzigd en waarin spontane vestiging van planten en diersoorten plaatsvindt.

natuurbeleidsplan
Natuurbeleidsplan:strategisch beleidsplan van de overheid op nationaal niveau met doelstellingen en strategieën voor natuurbeheer.

natuurbeschermingswet
Natuurbeschermingswet:Nederlandse wet van 1968 inzake de bescherming van planten- en diersoorten.

natuurbeheer2
natuurbeheer:zorg voor onderhoud van het natuurlandschap; menselijke begeleiding van de natuur, in veel gevallen om de gevolgen van (ongewenste) menselijke invloeden op de natuur te compenseren.

natuurdoeltype
natuurdoeltype:een in het natuurbeleid nagestreefd type ecosysteem dat een bepaalde biodiversiteit en een bepaalde mate van natuurlijkheid als kwaliteitskenmerken heeft.

natuurkwaliteit
natuurkwaliteit:de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan het behoud van de nationale en internationale biodiversiteit op een zo natuurlijk mogelijke wijze.

natuurlijkheid
natuurlijkheid:criterium waarmee aangegeven wordt op welke schaal en met welke intensiteit biotische en abiotische processen plaatsvinden en in het landschap tot uitdrukking komen.

natuurontwikkeling
natuurontwikkeling:inrichting van een terrein met het oogmerk nieuwe mogelijkheden voor de vestiging van inheemse planten- en diersoorten te creëren.

natura_2000
Natura 2000:samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Het netwerk omvat gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992).

neofyt
neofyt:plantensoort die zich in historische tijd in enig gebied gevestigd heeft.

niche
niche:biologische nis, functionele leefplek van een organisme, vooral bepaald door beschikbaarheid in tijd en ruimte van voedsel.

nitrofiel
nitrofiel:stikstofminnend.

obligate_diapauze
obligate diapauze:diapauze die altijd optreedt, onafhankelijk van de omgevingsfactoren.

oecologie
oecologie:voorheen gebruikelijk schrijfwijze van ecologie, de wetenschap van de betrekkingen tussen organismen en hun omgeving.

oligotroof
oligotroof:arm aan voedsel met betrekking tot het milieu van dieren of planten.

oligofagie
oligofagie:levend van slechts weinig soorten voedselbronnen, gezegd van herbivore insecten.

omnivoor
omnivoor:allesetend dier.

ontsnippering
ontsnippering:verbinden van bestaande biotopen door middel van het creëren van nieuwe, of het slechten van barrières waardoor een functionele eenheid op een hoger niveau ontstaat.

ontwikkeling_en_beheer_natuurkwaliteiten
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteiten:voorheen Overlevingsplan Bos en Natuur, een kennisnetwerk van onderzoekers, beheerders en beleidsmakers.

opslag
opslag:gewas dat opkomt zonder door de mens te zijn geplant of gezaaid, bovengrondse uitlopers uit het wortelstelsel.

organisch
organisch:bestaand uit dode en eventueel levende organismen, meestal betrekking hebbend op bodem of substraat.

overlevingsplan_bos_en_natuur
Overlevingsplan Bos en Natuur:thans Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteiten, een coördinerend platform ingesteld door het Ministerie van LNV, op basis waarvan effectgerichte maatregelen worden onderzocht en gefinancierd.

paraboolduinen
paraboolduinen:door de wind gevormde paraboolvormige duinrug.

parasiet
parasiet:plant of dier, levend op of in andere organismen en die negatief beïnvloedend.

petgat
petgat:een water rechthoekig van vorm met steile oevers ontstaan door het winnen van turf.

permanent_quadraat
permanent quadraat:gemarkeerde studieplek op een vaste locatie in een homogene begroeiing, waarin de veranderingen in de loop van de tijd van de aanwezigheid en bedekking van plantensoorten wordt gemeten. Afgekort als ‘PQ’.

pionier
pionier:plant die of dier dat als eerste een nieuw ontstaan leefgebied betrekt.

pioniervegetatie
pioniervegetatie:type begroeiing dat aan het begin staat van een reeks van vegetatietypen die elkaar opvolgen als gevolg van successie.

plaggen
plaggen:afsteken van de bodem met begroeiing en wortellaag. Vroeger toegepast voor de winning van organische materiaal voor de bereiding van meststof voor akkers, thans toepast als beheermaatregel op bodems die te rijk aan voedingstoffen zijn geworden als meest drastische methode van verschralen.

plankton
plankton:verzamelnaam voor in het water of in de lucht zwevende, kleine plantaardige en dierlijke organismen.

plantengemeenschap
plantengemeenschap:gemeenschap van planten van kenmerkende soortensamenstelling en structuur, synoniem: associatie.

polyfagie
polyfagie:levend van vele voedselbronnen, gezegd van herbivore insecten.