Sv KoKo Maastricht

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Medisch
Datum & Land: 30/04/2012, NL
Woorden: 171


Aangeleerde hulpeloosheid
[DEPRESSIE] De overtuiging of het gevoel hebben de eigen situatie niet te kunnen beïnvloeden en de oorzaak daarvan bij zichzelf leggen. Er wordt verwacht dat aangeleerde hulpeloosheid zelfachting negatief beïnvloedt en de kans op de mate van depressie verhoogt. Zelfachting zou depressie verminderen. Zowel van lage zelfachting als hoge depressie wordt verwacht dat zij het beoefenen van gezondheidsbevorderend gedrag bemoeilijken. Aangeleerde hulpeloosheid kan ontstaan in negatieve situaties, indien de mens geen uitweg ziet

ABCDE
[INFECTIE] Volgorde controle=> A(airway) luchtweg en cervicale wervels B(breathing)ademhaling C(circulatie) en stopping bloeding D(disability)neurolgische status E(exposure and environment) ontkleding patient, voorkomen hypothermie (te lage temp.)

Afasie
[HART- EN VAATZIEKTEN] Wanneer als gevolg van hersenletsel een of meer onderdelen van het taalgebruik niet meer goed functioneren, noemt men dat afasie. Afasie, A (= niet) fasie (= spreken) betekent dus dat iemand niet meer kan zeggen wat hij wil. Hij kan de taal niet meer gebruiken. Afasie ontstaat door een hersenletsel.

Agnosie
[HART- EN VAATZIEKTEN] (lett: geen inzicht) Het als gevolg van hersenbeschadiging(en) zintuiglijke informatie nog wel kunnen opnemen, maar niet meer kunnen herkennen. Dit kan beperkt zijn tot bijvoorbeeld het gezichtsvermogen (visuele agnosie) of het gehoor (auditieve agnosie). Agnosie is verwant aan afasie.

alcoholmetabolisme
[ALCOHOL] Bij alcoholconsumptie, dringt het lichaamscellen binnen en wordt het afgebroken tot acetaldehyde. Deze stof is zeer giftig. Vervolgens zet een enzym genaamd aldehyde dehydrogenase (ALDH2) de acetaldehyde om in azijnzuur. Deze stof is niet giftig en kan door het lichaam gebruikt worden als energie en uiteindelijk worden afgebroken tot H2O (water) en CO2 (koolstofdioxide). Het lichaam kan echter een beperkte hoeveelheid acetaldehyde geheel afbreken binnen een bepaalde tijd. Als gevolg hiervan komt er teveel acetaldehyde in de bloedstroom terecht, wat serieuze beschadiging veroorzaakt aan belangrijke organen en het algehele functioneren van het lichaam. 7

Alcohol dehydrogenase
[ALCOHOL] (mate van) afbraak van alcohol in het lichaam

Amyloïde plaques (opeenhopingen)
[DEMENTIE] Een van de kenmerken van de ziekte van Alzheimer is de opeenhoping van amyloïde plaques tussen de zenuwcellen in de hersenen. Amyloïde is een algemene term voor eiwitfragmenten die het lichaam normaal aanmaakt. Beta-emyloïde is een eiwitfragment van het veel grotere APP-eiwit (Amyloïd Precursor Protein, ofwel Amyloïd Voorloper Eiwit). In gezonde hersenen worden deze eiwitfragmenten afgebroken en verwijderd. In hersenen van een Alzheimerpatiënt stapelen deze fragmenten zich op en vormen stevige, onoplosbare plaques.

Antihypertensiva
[HART- EN VAATZIEKTEN] Verzamelnaam voor bloeddrukverlagend middelen. Anti = tegen, hypertensie = verhoogde (slagaderlijke) bloeddruk.

antidepressiva
[DEPRESSIE] Antidepressiva zijn medicijnen die de stemming kunnen verbeteren en angsten kunnen doen afnemen. Ze werden oorspronkelijk alleen maar gebruikt tegen depressies maar tegenwoordig worden ze ook voorgeschreven tegen verschillende angststoornissen. Dat komt omdat een mogelijke oorzaak van zowel depressies als angststoornissen wordt gezocht in een tekort aan Serotonine (en Noradrenaline). Dit zijn twee zogenaamde neurotransmitters die zorgen voor de prikkeloverdracht tussen hersencellen. Antidepressiva zorgen ervoor dat het niveau van Serotonine (en bij sommige nieuwe antidepressiva ook Noradrenaline) wordt hersteld. Er zijn twee soorten Antidepressiva te onderscheiden: de klassieke (vnl. de zgn. tricyclische) en de moderne (vnl. de zgn. SSRI's). Het belangrijkste verschil is dat de medicijnen uit de laatste groep selectiever werken en daardoor over het algemeen wat minder bijwerkingen hebben. Meestal wordt tegenwoordig dan ook steeds meer in eerste instantie een modern antidepressivum voorgeschreven. Toch zijn er ook nog erg veel artsen die een klassiek middel voorschrijven.

Antibiotica
[INFECTIE] Geneesmiddel dat bacteriën bestrijdt en koortsverlagend werkt. Door de ontwikkeling van steeds meer en verschillende soorten antibiotica ontwikkelt men sneller een resistentie.

angina pectoris
[HART- EN VAATZIEKTEN] Angina pectoris is een pijnlijk, drukkend gevoel op de borst dat optreedt bij inspanning en weer verdwijnt bij rust. De pijn kan naar de hals, kaak, schouder of arm trekken. Angina pectoris ontstaat als het hart even iets te weinig zuurstof krijgt. Het hart heeft zuurstof nodig om goed te kunnen werken. Zuurstof zit in het bloed en wordt door de kransslagaderen naar de hartspier gebracht. De belangrijkste oorzaak van angina pectoris is een vernauwing van de kransslagaderen. Er stroomt dan minder bloed en zuurstof naar de hartspier. Vooral als het hart hard moet werken, kunnen door het zuurstoftekort klachten ontstaan. Bijvoorbeeld bij inspanning, stress of heftige emoties, na een zware maaltijd of bij de overgang van warmte naar kou.

antistof
[REUMA] Lichaamsvreemde stof (meestal eiwitten), waartegen het lichaam antistoffen opbouwt. Vaak zijn antigenen (delen van) bacteriën of virussen.

antistof
[REUMA] Door B-cellen geproduceerde stof die een ziekteverwekker onschadelijk kan maken. Een ander woord voor antistof is antilichaam.

Apraxie
[DEMENTIE] Onvermogen tot het uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen, terwijl er geen sprake is van spierverlammingen of sensorische stoornissen. De oorzaak is gelegen in beschadiging van bepaalde hersengedeelten (voorhoofdskwab, wandbeenkwab of balk), waardoor de coördinatie ontbreekt die voor het uitvoeren van de doelgerichte handeling of beweging noodzakelijk is. Apraxie kan zich beperken tot een ledemaat of een lichaamshelft. In lichte gevallen kan de patiënt slechts een stuntelige indruk maken, in ernstige gevallen kan hij de indruk maken van 'in de war' te zijn.

aspirine
[REUMA] Aspirine, waarvan de werkzame stof in de bast van de wilg wordt aangetroffen, is 's werelds meest bekende pijnstiller. Aspirine wordt bereid uit salicylzuur (de systematische naam is 2-hydroxybenzeencarbonzuur) en azijnzuur-anhydride (zie figuur hieronder). Aspirine wordt toegepast ter bestrijding van pijn (hoofdpijn, kiespijn, menstruatiepijn, spit, spierpijn, zenuwpijn, reumatische pijn en acute en chronische gewrichtsreuma), van koorts en pijn bij griep, verkoudheid en vaccinatie. De werking van aspirine berust op de onomkeerbare remming van het prostaglandinevormend enzym (Cyclo-oxygenase). Prostaglandines zijn chemische verbindingen die in het menselijke lichaam een belangrijke functie hebben, zoals het stimuleren van sensorische zenuwcellen bij pijnprikkels, verwijding en vernauwing van de bloedvaten, regulatie van de lichaamstemperatuur en de stimulatie van de werking van het maag- en darmslijmvlies.

Atherosclerose
[HART- EN VAATZIEKTEN] Verharding (= sclerose = 'verkalking') van de vaatwand van de slagaders (= arteriën) door een vettige aanslag op de binnenwand. De slagaders worden hierdoor nauwer en minder elastisch. Hierdoor wordt de doorbloeding belemmerd en bestaat een grotere kans op afsluiting (= occlusie) van de vaten door bloedstolsels, die ter plekke zijn ontstaan (= trombose) of van elders uit lichaam worden aangevoerd (= embolie). Mogelijke verschijnselen (o.a.) Pijn en-of krampen in de benen (= claudicatio) en pijn of kramp op de borst bij inspanning (= angina pectoris, 'hartkramp'). Mogelijke complicaties (o.a.) Claudicatio (= etalagebenen), hartinfarct en herseninfarct (= grote beroerte). Veroorzaakt door: Geleidelijk dichtslibben van de binnenwand van de slagaders met een halfzachte, kazige substantie (= atherosclerotische plaques = atheroom), die bestaan uit cholesterol en spier- en bindweefselcellen van de vaatwand. De plaques ontstaan vooral bij vertakkingen van de bloedvaten. Arteriosclerose kan worden bevorderd door: - erfelijke aanleg - (te) weinig lichaamsbeweging - roken - abnormale cholesterolgehalten: (te) veel onverzadigde vetten, verlaagd HDL-cholesterol en-of verhoogd LDL-cholesterol - overgewicht (= obesitas) - hoge bloeddruk (= hypertensie) - suikerziekte (= diabetes mellitus)

Atheroom
[HART- EN VAATZIEKTEN] Een talgcyste of atheroom (ather = brij) is een pijnloze, onder de huid gelegen cyste ter grootte van een erwt tot een ei, vaak gedeeltelijk met de huid vergroeid. Door de spanning in de bovenliggende huid treedt atrofie op, wat plaatselijke haaruitval ten gevolge heeft. De cysten voelen elastisch aan en fluctueren soms. Bij punctie of incisie komt een stinkende, vettige brij tevoorschijn. Atheromen komen op alle plaatsen voor waar zich talgklieren bevinden, zoals op het behaarde hoofd, rond de ogen, de oorlelletjes, het scrotum en de grote schaamlippen. De oorzaak van deze cysten zou gelegen zijn in het aanwezig zijn van tijdens de embryonale ontwikkeling geïsoleerde epidermiscellen.

attributie
[DEMENTIE] Het toekennen of verlenen van betekenis aan bepaalde situaties.

auto-immuunziekte
[REUMA] Dit is een aandoening waarbij het afweersysteem zich tegen bepaalde weefsels in het eigen lichaam gaat richten. Oftewel, het vormen van antistoffen tegen eigen lichaamsweefsel.

A-specifiek afweersysteem
[INFECTIE] Witte bloedlichaampjes, de macrofagen. Deze houden permanent toezicht op indringende ziektekiemen en vreten ze op.

bacteriën
[INFECTIE] Eencellig, kernloos micro-organisme. Ze zijn overal aanwezig en kunnen zich met grote snelheid vermenigvuldigen. Ze hebben een belangrijke taak bij de stofwisseling en veroorzaken ook gistings- en rottingsprocessen. Indien pathogeen; vinden deze in het menselijk lichaam een gunstige voedingsbodem, dan vermeerderen zij zich en kunnen zij door hun producten (endo- en exotoxinen) ziekten veroorzaken. Kokken = bolvormig, staafjes = bacillen, staafvormig, spirillen = spiraalvormig, vibrio's = één spiraalwinding, spirocheten = dun kurkentrekkervorming

Beta Amyloïd Precusor Protein
[DEMENTIE] Een eiwit dat normaal aanwezig is in de hersencellen. Wanneer dit niet normaal volledig kan worden afgebroken ontstaat de voor de hersenen schadelijke stof amyloïd. Dit is het geval bij de ziekte van Alzheimer.

behandeling wonden
[INFECTIE] De behandeling kan afhankelijk van de aard en ernst van de wond o.a. bestaan uit: - schoonmaken met (steriel) water - ontsmetting met desinfectans - calendula-tinctuur, bij schaafwondjes - verbinden - afbinden: om bloeding tegen te gaan - diep en vuile wonden: tetanusinjectie

Beck Depression Inventory (BDI)
[DEPRESSIE] Test voor het meten van depressie. Bestaat uit 13 4-keuzevragen samengesteld op grond van uitspraken van depressieve patiënten.

bevolkingsonderzoek borstkanker
[KANKER] In Nederland is borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker. Door middel van het bevolkingsonderzoek wordt geprobeerd borstkanker in een vroeg stadium op te sporen, waardoor de kans op genezing vergroot wordt. Per jaar worden ruim 10.000 gevallen van borstkanker geconstateerd. Dit betekent dat 1 op de 10 vrouwen in haar leven borstkanker krijgt. In 1988 heeft de overheid besloten om een landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker in te voeren, zodat borstkanker in een vroeg stadium ontdekt kan worden. Vroege ontdekking vergroot de kans op genezing. Het College voor Zorgverzekeringen is als subsidiegever belast met de coördinatie van het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door negen stichtingen die een samenwerkingsverband vormen van de Integrale Kankercentra en de GGD'en. Inmiddels is het bevolkingsonderzoek borstkanker in Nederland ruim tien jaar gaande: circa 80 procent van de uitgenodigde vrouwen laat zich onderzoeken. Voor dit onderzoek worden vrouwen van 50 tot en met 75 jaar eens in de twee jaar schriftelijk uitgenodigd. Het onderzoek is bedoeld voor vrouwen die geen klachten hebben aan de borsten. De overheid heeft deze leeftijdsgrenzen vastgesteld. Bij vrouwen tussen de 50 en 75 is een onderzoek eens in de twee jaar doorgaans voldoende om borstkanker in een vroeg stadium te kunnen ontdekken. Deelname is gratis en vrijwillig.

bipolaire depressie
[DEPRESSIE]Psychiatrische ziekte, waarbij zich afwisselend perioden van depressie en overmatige activiteit (manie) kunnen voordoen.

B-cel
[REUMA] Witte bloedcel die verantwoordelijk is voor de aanmaak van antistoffen. De afweer die door B-cellen en antistoffen wordt verzorgd wordt humorale immuniteit genoemd.

Cellulaire afweer
[REUMA] het deel van het immuunsysteem dat door ziekteverwekkers geïnfecteerde cellen herkent en kan opruimen. Hiertoe behoren de CD8-cellen (CTL's), macrofagen en monocyten.

cholesterol
[HART- EN VAATZIEKTEN] Cholesterol is een vetachtige, niet in water oplosbare, stof die in ons lichaam onder andere als bouwstof wordt gebruikt. Ondanks zijn slechte naam is cholesterol voor ons lichaam absoluut noodzakelijk! Cholesterol zit in veel dierlijk en plantaardig materiaal dat we eten, maar het overgrote deel maakt ons lichaam zelf, vooral in de lever. Ons lichaam verpakt cholesterol en een andere belangrijke vetachtige stof, triglyceriden, in speciale transportdeeltjes, lipoproteïnen. De drie meest bekende deeltjes zijn VLDL, LDL en HDL. Met cholesterol wordt eigenlijk al het cholesterol bedoeld dat verpakt zit in deze drie deeltjes. Als we een speciaal soort cholesterol bedoelen, spreken we bijvoorbeeld over LDL-cholesterol of HDL-cholesterol. Hetzelfde geldt voor triglyceriden. De lever neemt deze lipoproteïnen op en maakt uit het cholesterol en triglyceriden andere lipoproteïnen, die via het bloed verstuurd worden naar plaatsen in het lichaam waar vet nodig is. Normaal moet er een evenwicht zijn tussen de hoeveelheid triglyceriden en cholesterol die de lever opneemt en die ze afgeeft. Vette voeding of een ziekte kan dit evenwicht echter verstoren waardoor er een te hoog cholesterolgehalte (hypercholesterolemie) ontstaat.

chemotherapeutische behandeling kanker
[KANKER] Chemotherapie is een manier om kankercellen te doden of er voor te zorgen dat ze zich niet meer kunnen delen. Dat gebeurt met chemische stoffen, de zogenoemde cytostatica (remmen de celdeling). Er zijn verschillende soorten cytostatica, elk met hun eigen invloed. Vaak worden verschillende combinaties van cytostatica gegeven. Ze kunnen op verschillende manieren worden toegediend. Bijvoorbeeld via een infuus, als tablet of met een injectie. Via het bloed verspreidt de cytostatica zich door het lichaam. Zo kunnen ze op vrijwel alle plaatsen in het lichaam kankercellen bereiken. Soms kunnen cytostatica plaatselijk worden toegediend, bijvoorbeeld in een arm of been of in de lever. Chemotherapie als onderdeel van een genezende behandeling krijgen. Hierbij wordt de chemotherapie bijvoorbeeld na een operatie gegeven. Dit heet een adjuvante behandeling. Ook kan chemotherapie de eerste behandeling zijn. De arts bekijkt dan of na enkele kuren een operatie mogelijk is. Dit heet een neo-adjuvante behandeling. Bij bepaalde vormen van kanker kan iemand genezen door alleen chemotherapie.Chemotherapie is soms alleen bedoeld om klachten te verhelpen of te verminderen. Dan gaat het om een palliatieve behandeling. Cytostatica tasten naast kankercellen ook gezonde cellen aan.

Classificatie met DSM-IV
[DEPRESSIE] Classificatie voor psychische stoornissen. De DSM-IV bestaat uit vijf assen: As 1 Klinische stoornis (bijv. depressie) As 2 Persoonlijkheidsstoornissen (bijv. afhankelijke persoonlijkheidsstoornis) As 3 Lichamelijke aandoeningen (relevant voor het begrijpen of behandelen van een psychische stoornis) (bijv. migraine) As 4 Psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. scheiding, werkeloosheid ) As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (Global Assement of Functioning Scale, GAF) uitgedrukt op een schaal van 0 tot 100

cortisol
[DEPRESSIE]zie ook HPA-as. Normaal gesproken wordt bij stress de stof CRH (afkorting van corticotrophin releasing hormoon) in de tussenhersenen (hypothalamus) aangemaakt. CRH maakt ACTH (adrenocorticotroop hormoon) vrij uit de voorkwab van het hersenaanhangsel. Deze stof activeert de bijnieren tot de productie van cortisol. Via een negatief terugkoppelingsmechanisme remt cortisol weer de aanmaak van CRF. Bij depressieve mensen is er mogelijk iets mis met deze terugkoppeling en blijft het lichaam CRF en cortisol produceren wanneer er al lang geen sprake meer is van een stresssituatie.

corticale dementie
[DEMENTIE] Bij corticale dementie is er sprake van een geheugenstoornis in combinatie met een stoornis van 1 of meer van de volgende functies: taal, praxis, rekenen, visueel begrip, visuoconstructie. De geheugenstoornis kenmerkt zich door een inprentingsstoornis, de patiënt kan informatie niet opslaan in het geheugen. Hij kan de informatie daardoor dus ook niet reproduceren, en ook herkenning achteraf kan dus niet plaatsvinden; de informatie is immers afwezig. Dit is subcorticale dementie. Een ander belangrijk kenmerk van corticale dementie is dat het denktempo niet vertraagd is; dit geldt overigens ook voor de motoriek. Daarnaast is er vaak sprake van een façade, de patiënt ontkent problemen met het geheugen en lijkt er overheen te spreken ('nee, ik weet niet in welk jaar we leven, maar wat wilt u op mijn leeftijd') Bij subcorticale dementie er vaker sprake is van een behandelbare aandoening.

cortex
[DEMENTIE] Regelt bewust handelen. Dit deel heeft een motorische, gevoels-, associatieve en intellectuele functie, zoals herinneren, denken en leren. Elk deel bestuurt het lichaamsdeel aan de tegenovergestelde zijde (zowel horizontaal als verticaal). Motorische functie In het deel dat de motoratie bestuurt, zijn stukjes zenuwen aanwezig die een bepaalde spier kunnen aansturen. Het aantal per spier hangt af van de geavanceerdheid waarmee de spier kan bewegen; hoe meer stukjes, hoe ingewikkelder de bewegingen kunnen zijn. Gevoelsfunctie In de hersenschors, komen de prikkels van het lichaam binnen, zoals pijn, tast en drukgevoel, en van de prikkels van de zintuigen. Associatieve functie Signalen die van verschillende plaatsen komen, kunnen met elkaar gecombineerd worden en zorgen voor een beeld in de hersenen. Hierdoor iets dat we zien beschrijven of een naam geven. Intellectuele functie Voor het leren is de hele hersenschors nodig. Herinneringen worden over de gehele inhoud verspreid, opgeslagen. Een gebeurtenis brengt veranderingen aan in alle stukjes zenuwen in de hersenschors. Als een deel van de cortex ontbreekt en daarmee een aantal van deze stukjes zenuw, is toch de hele herinnering aanwezig, maar wel iets vager.

coronairvaten
[HART- EN VAATZIEKTEN] De kransslagaders betreffend. Vaten van het hart.

contractie
[HART- EN VAATZIEKTEN] De boezems trekken samen (contraheren) en de ontspannen kamers zo vullen met bloed.

Constructieve apraxie
[DEMENTIE] Onvermogen tot het uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen, terwijl er geen sprake is van spierverlammingen of sensorische stoornissen. De apraxie heeft vooral betrekking op het onvermogen om dingen na tekenen of om legpuzzels te maken.

cognitieve therapie
[PSYCHOTHERAPIEEN] CT legt de nadruk op de subjectieve ervaring en de emotionele gevolgen van logische denkfouten. De behandeling richt zich op het vaststellen en testen van deze denkfouten en het ontwikkelen van nieuwe gedachten, opvattingen en overtuigingen en nieuw gedrag. CT richt zich nadrukkelijk op gedragspatronen als gevolg van bepaalde logische denkfouten en onderliggende opvattingen en overtuigingen.

cognitieve symptomen
[DEMENTIE] d. Moeilijkheden met het verwerken van informatie (verminderde snelheid, nauwkeurigheid en samenhang) e. Verminderd aandachtsvermogen, onvermogen om abstracte concepten te begrijpen Besluiteloosheid f. Onvermogen om mentale taken of afwisselende taken te verrichten g. Geheugenverlies of verminderd geheugen h. Taalgebrek (moeilijkheden gedachten uit te drukken en anderen te begrijpen, onjuiste woordkeuze)

craving
[ALCOHOL] Soms is het verlangen naar iets zo sterk dat je het niet kan weerstaan. Als je veel en vaak alcohol gebruikt komt dit verlangen - craving - je vast bekend voor. Zelfs maanden nadat je alcohol hebt afgezworen, kan craving ervoor zorgen dat je terugvalt.

CVA (Cebrovasculair accident)
[HART- EN VAATZIEKTEN] Plotseling optreden van neurologische uitvalsverschijnselen die vermoedelijk het gevolg zijn van circulatiestoornissen in de hersenen en die langer dan 24 uur aanhouden of leiden tot eerder overlijden. Worden veroorzaakt door een geknapt bloedvat of een propje in het bloedvat in de hersenen.

cytokinen
[REUMA] Waaronder ook (chemokines) zijn de boodschapperstoffen van het immuunsysteem. Een grote en gevarieerde groep van boodschapperstofjes die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan (of afremmen) van ontsteking. Voorbeelden zijn cytokinen, interleukinen, chemokinen.

darmkanker
[KANKER] Cellen zijn de kleinste levende deeltjes van ons lichaam. Ze delen zichzelf om de groei of het onderhoud van het organisme te verzekeren. Binnenin elke cel controleren verschillende genen (DNA-deeltjes) dat proces nauwgezet. Toch ontsnapt de celdeling soms aan de controle. De aangemaakte overtollige cellen vormen dan samen een gezwel. Wanneer het gezwel uit kankercellen bestaat, kunnen die van hun oorspronkelijke plaats 'ontsnappen' om andere delen van het lichaam te koloniseren. Dat noemt men uitzaaiingen. Een kwaadaardig gezwel (kanker) kan in de dikke darm opduiken. Meestal ontstaat het gezwel uit een niet-kwaadaardige poliep in het darmkanaal. Tussen het ontstaan van een poliep en de ontwikkeling tot een kwaadaardig gezwel verloopt gemiddeld 5 tot 10 jaar. Darmkanker, in het bijzonder dikke darm- of colonkanker, manifesteert zich doorgaans op zeer discrete en weinig uitgesproken wijze.

desoriëntatie
[DEMENTIE] oftewel het geen idee meer hebben van tijd en plaats. Dit heeft veel te maken met het verslechteren van het korte-termijn geheugen. als je vergeten bent dat je net op de klok gekeken hebt vergeet je ook hoe laat het was. Ook als je net de hoek om gaat en bent vergeten waar je net langs bent gelopen verdwaal je heel snel. In het begin worden plaats en tijd nog wel herkend. Naarmate de dementie vordert verdwijnt ook deze herkenning. Dit resulteert dan in klokkijken zonder te begrijpen hoe laat het is en het komen op plaatsen zonder deze te herkennen. De symbolen van de klok en deze plaatsen zijn dan uit het geheugen verdwenen. Deze vormen van desoriëntatie kunnen grote verwarring opleveren bij iemand die dementerend is. Het idee dat je per se ergens heen moet waarvan je de weg ernaartoe maar niet kunt vinden kan heel beangstigend zijn. De vrouw die beslist voor het avondeten van de kinderen moet zorgen kan in paniek raken als steeds wordt gezegd dat de kinderen al getrouwd zijn en op zichzelf wonen. Desoriëntatie kan tegengegaan worden door op regelmatige en heel zichtbare plaatsen herkenningspunten aan te brengen.

desoriëntatie
[DEPRESSIE] Stoornis in de bepaling van tijd, plaats of persoon. De stoornis berust meestal op een psychische aandoening. Men weet niet meer op welke plaats of op welke tijdstip men leeft, of men vergist zich in de mensen uit de omgeving. De oriëntatie van de mens ten opzichte van zichzelf, zijn omgeving en de tijd komt erop neer dat we weten wie we zijn, we weten waar we zijn en we weten hoe laat het ongeveer is en welke dag het is. Indien we niet meer weten wie we zijn of de personen in onze omgeving niet meer kennen, spreekt men van desoriëntatie omtrent de eigen persoon of andere personen. Een desoriëntatie behoeft niet altijd de duiden op een psychische stoornis. Bij ontwaken uit een diepe slaap of een verdoving (narcose) kan ook de oriëntatie gestoord zijn.

depressie in engere zin
[DEPRESSIE]Psychiatrische ziekte waarbij (volgens internationaal afgesproken criteria) minstens twee weken lang een depressieve stemming bestaat die het normale dagelijkse leven verstoort en waarbij nog ten minste vijf andere verschijnselen aanwezig zijn, zoals slechte eetlust, energieverlies, slaapproblemen, gespannenheid, angsten, schuldgevoel, concentratieproblemen, verminderd zelfgevoel, denken aan de dood, dwanggedachten, verlies aan seksuele interesse of psychotische verschijnselen.

depressie
[DEPRESSIE]Een ziekte die gekenmerkt wordt door een sombere stemming (zie Depressieve stoornis). Soms wordt met het begrip depressie een ernstiger ziektebeeld bedoeld, namelijk de ziekelijke depressie, waarbij de depressieve stemming ernstig is en bovendien sprake is van lichamelijke verschijnselen (zie Depressie in engere zin). Het woord depressie wordt ten onrechte ook wel gebruikt om aan te geven dat iemand somber, verdrietig, depri, terneergeslagen of gedeprimeerd is.

dementie
[DEMENTIE] Geestelijke stoornis, meestal op latere leeftijd, waarbij geheugenstoornissen op de voorgrond staan, maar waarbij daarnaast ook andere tekenen van geestelijke achteruitgang aanwezig zijn. De meest voorkomende oorzaak voor dementie is de ziekte van Alzheimer.

Differentiatiefase
[INFECTIE] Diepere weefsellagen worden vervangen door bindweefsel en littekenweefsel. In de differentiatiefase wordt de uiteindelijke sterkte van het littekenweefsel bepaald. Deze fase begint rond de 21ste dag na de verwonding en eindigt 1 tot 2 jaar later. De fibroblasten nemen af in aantal en het collageen wordt vervangen door nieuwe vezels die op een georganiseerde manier georiënteerd zijn.

diepe veneuze trombose
[HART- EN VAATZIEKTEN] Het ontstaan van bloedstolsels in de diepe aders van de benen.

dotteren
[HART- EN VAATZIEKTEN] Dotteren is genoemd naar de Amerikaanse hartspecialist Charles T. Dotter, die deze procedure heeft uitgevonden. Andere benamingen zijn ballonverwijding, ballondilatatie of angioplastiek. Bij een dotterprocedure wordt een vernauwing van de slagader met behulp van een ballonnetje opgerekt. Voor deze behandeling kunt u in aanmerking komen als de vernauwing klachten geeft. Een vernauwing in de slagader is het gevolg van aderverkalking (arteriosclerose). Bekende risicofactoren voor aderverkalking zijn roken, hypertensie (hoge bloeddruk), diabetes mellitus (suikerziekte) en een te hoog cholesterolgehalte van het bloed . Een dotterbehandeling vindt plaats tijdens een röntgencontrastonderzoek. Daarbij wordt een slagader aangeprikt en een catheter met aan het eind een leeg ballonnetje in de slagader gebracht. Door het opblazen van het ballonnetje ter plaatse van een vernauwing, wordt deze vernauwing opgerekt. Het bloedvat wordt dan weer beter doorgankelijk. Soms is de vernauwing zo verkalkt dat het niet zal lukken om deze plat te drukken. De dotterbehandeling kan dan mislukken. Tegenwoordig bestaat de mogelijkheid om deze behandeling te combineren met het plaatsen van een buisje (een stent) in het opgerekte vaatsegment, waardoor na het oprekken het bloedvat wijder blijft.

dopamine
[DEPRESSIE]Speelt een rol bij bewegen, schizofrenie, ziekte van Parkinson en wordt ook aangetroffen in het oog en in het neuronennetwerk van de neus. Belangrijke neurotransmitter tussen de hersenen en de hypofyse. Die laatste zorgt weer voor groei, seksuele ontwikkeling en andere lichaamsfuncties.

dysthymie
[DEPRESSIE] Vorm van depressie, waarbij ten minste gedurende twee jaar langdurige perioden van depressieve stemming bestaan. Het belangrijkste kenmerk van dysthymie is volgens de DSM-IV1 een chronisch depressieve stemming die het grootste deel van de dag aanwezig is, op meer dagen wel dan niet, gedurende tenminste 2 jaar.- Personen die lijden aan dysthymie omschrijven hun stemming als: verdrietig of terneergeslagen. - Bij kinderen uit dysthymie zich meer in irritatie dan in een depressieve stemming. Van dysthymie wordt gesproken als tenminste 2 van de volgende symptomen lange tijd aanwezig zijn, gedurende 2 jaar voor volwassenen en 1 jaar voor kinderen. De symptomen mogen nooit langer dan 2 maanden afwezig zijn:- Slechte eetlust of juist te veel eten - Slaapgebrek of juist te veel slapen - Gebrek aan energie of vermoeidheid - Gering gevoel van eigenwaarde - Slecht kunnen concentreren of besluiteloos zijn - Gevoelens van hopeloosheid 3 typen dysthymie worden onderscheiden:- Vroege dysthymie: de 1e symptomen van dysthymie treden op voor het 21e jaar. Deze mensen hebben een grotere kans om later een depressieve episode te krijgen. - Late dysthymie: de 1e symptomen treden op na het 20e jaar. - Dysthymie met atypische kenmerken: de afgelopen 2 jaar reageerde de stemming op gebeurtenissen, of tenminste 2 van de volgende kenmerken zijn aanwezig: - Flinke toename van het gewicht of de eetlust - Langdurig slapen (hypersomnie) - Zwaar gevoel in de ledematen - Een langdurige gevoeligheid voor afwijzing met negatieve gevolgen voor het sociaal of maatschappelijk functioneren.

ECT
[PSYCHOTHERAPIEEN] Elektroconvulsietherapie (ECT) of elektroshocktherapie (EST) Is een behandeling waarbij een epileptisch insult (convulsie) wordt opgewekt. Dit insult heeft voor bepaalde patiënten een heilzame uitwerking op de depressie. Het opwekken van het insult gebeurt door twee elektroden op het hoofd te plaatsen en hierdoor ongeveer vier à zes seconden elektrische stroom te geleiden.

elektroshocktherapie
[PSYCHOTHERAPIEEN] Elektroconvulsietherapie (ECT) of elektroshocktherapie (EST) Is een behandeling waarbij een epileptisch insult (convulsie) wordt opgewekt. Dit insult heeft voor bepaalde patiënten een heilzame uitwerking op de depressie. Het opwekken van het insult gebeurt door twee elektroden op het hoofd te plaatsen en hierdoor ongeveer vier à zes seconden elektrische stroom te geleiden.

Elektroconvulsietherapie
[PSYCHOTHERAPIEEN] Elektroconvulsietherapie (ECT) of elektroshocktherapie (EST) Is een behandeling waarbij een epileptisch insult (convulsie) wordt opgewekt. Dit insult heeft voor bepaalde patiënten een heilzame uitwerking op de depressie. Het opwekken van het insult gebeurt door twee elektroden op het hoofd te plaatsen en hierdoor ongeveer vier à zes seconden elektrische stroom te geleiden.

embolus
[HART- EN VAATZIEKTEN] Bij een longembolie wordt een slagader in de longen plotseling afgesloten door een klein klontje vreemd materiaal, een embolus. Een embolus is meestal een bloedstolsel, maar kan ook bijvoorbeeld een vetbolletje zijn.

endotheelbeschadiging
[INFECTIE] De laag cellen die de binnenzijde van bloedvaten bekleedt, is het endotheel. Dit kan beschadigt raken door, bijvoorbeeld, een te hoog cholesterolgehalte.

endogeen
[DEPRESSIE]Letterlijk: van binnen uit ontstaand. Heeft bij bijvoorbeeld depressies (endogene depressie) de betekenis dat de depressie zonder aanwijsbare reden van buiten af (zoals ontslag, echtscheiding, verlies van een naaste) is ontstaan is waarschijnlijk een 'inwendige' oorzaak heeft.

endemie
[INFECTIE] een ziekte die continu aanwezig is in een populatie op een relatief vast niveau, met een nagenoeg voorspelbaar aantal gevallen en een uitgesproken lokaal karakter. Endemieën worden gevaarlijk wanneer de ziekteverwekker uit de lokale populatie ontsnapt, en in een gebied terechtkomt waar hij tot dusver onbekend was.

Epithelialisatie
[INFECTIE] Epithelialisatie is de migratie van epitheelcellen over de wonde. Epithelialisatie sluit het wondoppervlak hermetisch af en beschermt de wonde tegen dehydratatie en contaminatie door micro-organismen. De epitheelcellen vermeerderen door mitose en migreren van de wondrand naar het centrum van de wonde. Dit afdichten start bij een gehechte wonde binnen de 24 uur. Grotere wonden vereisen collageenvorming en de vorming van granulatieweefsel vooraleer de migratie van epitheelcellen kan plaatsvinden. Haarfollikels, sebumklieren en zweetklieren zijn afgelijnd met epitheelcellen. Wanneer er haarfollikels in een wonde aanwezig zijn worden er door het uitgroeien van de epitheelcellen eilandjes epiderm in de wonde gevormd. Deze eilandjes groeien naar elkaar. Bij contact met ander epitheelweefsel stopt de celproliferatie. De epithelialisatie verloopt snel bij gezond weefsel. Bij chronische wonden, zoals decubituswonden, kan een uitgestelde fibroblastenformatie en epithelialisatie worden vastgesteld. De ideale omstandigheid voor epithelialisatie is een vochtig, beschermd milieu, vrij van necrotisch weefsel. Is er een wondkorst, dan wordt deze door het regenererende epitheel van de onderliggende weefsels gescheiden waardoor de korst loskomt.

epidemiologie van dementie
[DEMENTIE] - Op dit moment lijden ongeveer 180.000 Nederlanders aan een vorm van dementie. In ruim 70% van de gevallen wordt dementie veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer. Hiermee komt het aantal Alzheimerpatiënten op ongeveer 130.000. Dat is één op de 123 Nederlanders. In het jaar 2050 zal het aantal dementerenden waarschijnlijk zijn toegenomen tot 420.000. Tegen die tijd zal het aantal Alzheimerpatiënten de 300.000 zijn gepasseerd. - In meer dan 95% van de ziektegevallen zijn de patiënten ouder dan 55 jaar. Geschat wordt dat 11% van de Nederlanders in de leeftijd 75-84 jaar en 35% van 85 jaar en ouder lijden aan de ziekte van Alzheimer. - In ons land zijn circa 75.000 mensen opgenomen in een verpleeghuis. Hiervan lijdt 45% aan een vorm van dementie. Onder de ongeveer 34.000 dementerenden bevinden zich naar schatting 24.000 Alzheimerpatiënten. Dit betekent dat ruim 80% van alle Alzheimerpatiënten in ons land in de thuissituatie verzorgd worden. Hierbij is de partner meestal de verzorger. - Het is bekend dat erfelijkheid een rol kan spelen bij de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer. In hoeverre erfelijke factoren daadwerkelijk tot de ziekte leiden, is echter nog niet bekend. Na de ziekte van Alzheimer komt vasculaire dementie het meest voor. Circa 16% van de dementerenden lijdt aan deze vorm van dementie, die wordt veroorzaakt door kleine hersenbloedingen. De derde belangrijke oorzaak van dementie is de ziekte van Parkinson; hier geldt een percentage van 6%.

epidemiologie
[INFECTIE] De wetenschap die zich bezig houdt met het voorkomen, de verdeling en de controle van een ziekte binnen een populatie, bijvoorbeeld de populatie van alle Nederlanders. Ze bestudeert dus aspecten van een ziekte op een veel ruimer niveau dan dat van de individuele patiënt. Op basis van epidemiologisch onderzoek kunnen ambtenaren en politici rationele besluiten nemen die moeten leiden tot de preventie of de beheersing van een bepaalde ziekte. De pro-condoomcampagnes ten behoeve van de aids-preventie vormen hiervoor een mooi voorbeeld.

epidemie
[INFECTIE] het aantal nieuwe ziektegevallen binnen een bepaalde periode, en het aantal zieken dat men normaal zou verwachten voor die periode. Indien het aantal nieuwe gevallen het normaal geachte aantal overtreft, dan mag het woord 'epidemie' uit de kast worden gehaald.

erfelijkheid van kanker
[KANKER] Er zijn een aantal kenmerken die wijzen op een mogelijke erfelijke oorzaak van kanker. Enkele van die kenmerken zijn: - de kanker wordt op relatief jonge leeftijd vastgesteld (vaak vóór het 50e levensjaar) - de kanker komt voor bij meerdere familieleden in verschillende generatie - het gaat vrijwel altijd om 1 bepaalde soort kanker (of soorten kanker die met elkaar samenhangen) Soms komt een bepaalde soort kanker vaker in 1 familie voor zonder dat het om erfelijkheid gaat. Toeval kan bijvoorbeeld een rol spelen bij het ontstaan ervan. Of verscheidene familieleden kunnen er een gewoonte op nahouden die het risico op een bepaalde soort kanker verhoogt (bijvoorbeeld roken verhoogt de kans op longkanker). Erfelijke kanker Deze soorten kanker kunnen erfelijk zijn: - borstkanker, soms in combinatie met eierstokkanker - dikke darmkanker (soms in combinatie met baarmoeder-, maag- of eierstokkanker of in combinatie met kanker van de urinewegen) - prostaatkanker - melanoom (een vorm van huidkanker) - zeer weinig voorkomende erfelijke typen van maag- en nierkanker maar ook het retinoblastoom (een tumor van het netvlies van het oog) Daarnaast is er een aantal zeldzame erfelijke aandoeningen waarbij zowel goed- als kwaadaardige tumoren kunnen ontstaan, zoals: M.E.N. syndroom Von Hippel Lindau syndroom. Of er sprake is van erfelijke kanker kan worden onderzocht bij een Klinisch Genetisch Centrum of een Polikliniek Erfelijke Tumoren (met een verwijskaart van de huisarts). Allereerst zal een deskundige de familiegeschiedenis in kaart brengen. Bij sommige soorten kanker is daarna DNA-onderzoek mogelijk.

EST
[PSYCHOTHERAPIEEN] Elektroconvulsietherapie (ECT) of elektroshocktherapie (EST) Is een behandeling waarbij een epileptisch insult (convulsie) wordt opgewekt. Dit insult heeft voor bepaalde patiënten een heilzame uitwerking op de depressie. Het opwekken van het insult gebeurt door twee elektroden op het hoofd te plaatsen en hierdoor ongeveer vier à zes seconden elektrische stroom te geleiden.

ethanol
[ALCOHOL] Een alcohol, en tevens het bekendste alcohol. Dit is namelijk het alcohol dat in alcoholische dranken zit. In het dagelijkse spraakgebruik heet ethanol simpelweg 'alcohol'. Ethanol, ook wel ethylalcohol genoemd, is een scheikundige benaming voor de alcohol

fatty streak
[HART- EN VAATZIEKTEN] Het zich afzetten van vetten in de wand van de slagaderen; het beginstadium van aderverkalking (arteriosclerose).

fases van wondgenezing
1. De ontstekingsfase van 1ste - 4 de dag 2. De regeneratie fase van 4de - 21ste dag 3. De rijpingsfase van de 21ste dag Tijdens de ontstekingsfase worden allerlei cellen naar de wond toegetrokken om de eigenlijke wondgenezing op gang te zetten. Allerlei rommel wordt opgeruimd en er wordt een start gemaakt met de vorming van littekenweefsel en jonge collagene vezels. Tijdens de regeneratie fase worden uit fibroblasten (dit zijn de oercellen uit ons weefsel) meer collagene vezels gemaakt en er wordt een nieuwe wondbodem gevormd. De bloed- en lymfevaatjes en de zenuwen beginnen zich te herstellen.Tussen de collagene vezels onderling komen verbindingen (crosslinking) en er ontstaan een soort mini spiervezeltjes (myofibrillen) om de wond stevigheid en trekvastheid te geven. Die stevigheid en trekvastheid is rond de 2 de dag maximaal. Als laatste treedt de rijpingsfase in. Tijdens deze fase draaien de collagene vezels eerst wat in elkaar als spiralen, waardoor het litteken wat korter wordt. Later komt er langzaam evenwicht in de aanmaak en afbraak van collagene vezels. De littekengenezing komt langzaam tot rust, de roodheid wordt minder, verdikking neemt langzaam af en het litteken wordt soepeler.

Fibroblastenproliferatie
[INFECTIE] Macrofagen en bloedplaatjes stimuleren de produktie van fibroblasten. Deze vormen, vanaf de vijfde of de zesde dag na de verwonding collageen, de steunmatrix van nieuw weefsel. De piekproduktie van collageenweefsel vindt plaats op het einde van de eerste week na de verwonding. Hierna verhoogt de weefselsterkte van de wonde eerder door remodelering van de collageenweefsels dan door toename van de collageenproduktie. Gelijktijdig groeien vanuit de wondranden nieuwe capillairen in de wonde (angiogenese). Endotheelcellen aan de uiteinden van de beschadigde capillairen vormen weefselknoppen die hol worden en in het zich vormende collageennetwerk dringen. Dit geeft een rood korrelig aspect aan de wonde en wordt granulatieweefsel genoemd. Via deze nieuwe capillairen worden zuurstof en voedingsstoffen in de wonde gebracht, waardoor de vorming van fibroblasten gestimuleerd wordt. Het epitheelweefsel, dat over het granulatieweefsel uitgroeit, wordt op deze wijze van voldoende bouwstoffen voorzien. Op het einde van de proliferatiefase regresseren een aantal van deze bloedvaten en verdwijnen.

fibroblasten
[INFECTIE] Bindweefselcellen, bevinden zich o.a. onder de huid en produceren collageen, dit zorgt er o.a. voor dat het vochtgehalte van de huid op peil blijft en aldus elasticiteit een logisch gevolg is.

frontaalkwab
[DEPRESSIE] De frontaalkwab is de grootste hersenkwab en hierin bevinden zich: a. motorisch centrum; dit gebied ligt in de voorste centrale winding en zet alle willekeurige spieren aan tot werking. De arm-, been-, en rompspieren hebben in dit gebied elk hun eigen plekje. b. motorisch spraakcentrum; dit gebied ligt in de onderste winding en zet de kaakspieren aan tot werking. c. extrapiramidale schorsvelden; zorgen voor samengestelde bewegingen zoals de spiertonus en houding. De frontaalkwab heeft zeer veel te maken met psychische functies. Hoe of wat is zelfs in de medische wetenschap nog steeds niet helemaal duidelijk

frontaalkwab
[DEMENTIE] De frontaalkwab is de grootste hersenkwab en hierin bevinden zich: i. motorisch centrum; dit gebied ligt in de voorste centrale winding en zet alle willekeurige spieren aan tot werking. De arm-, been-, en rompspieren hebben in dit gebied elk hun eigen plekje. j. motorisch spraakcentrum; dit gebied ligt in de onderste winding en zet de kaakspieren aan tot werking. k. extrapiramidale schorsvelden; zorgen voor samengestelde bewegingen zoals de spiertonus en houding. De frontaalkwab heeft zeer veel te maken met psychische functies. Hoe of wat is zelfs in de medische wetenschap nog steeds niet helemaal duidelijk.

gastrolintestinale uitingen van infectie
[INFECTIE] Uitingen van infectie in maag(gastro) en intestinaal (darmen).

geselecteerde preventie van depressie
[DEPRESSIE] Preventie gericht op een bepaalde geselecteerde depressie. Voordeel is dat je je richt op een specifieke groep en je je daarop kan concentreren.

Genetische factoren
[ALCOHOL] Genetische factoren schijnen toch een invloed te hebben op alcoholverslaving. Onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat geadopteerde kinderen de alcoholverslaving van hun biologische ouders vaker over kunnen nemen. Alhoewel psychische en omgevingsfactoren toch een grotere invloed hebben.

Geindiceerde preventie van depressie
[DEPRESSIE] Herkenning van mensen die de eerste symptomen van het probleem al hebben, ter voorkoming van erger.

gecompliceerde fractuur
[INFECTIE] Bij een open botbreuk, oftewel, wanneer de botten naar buiten steken.

Goedaardig en kwaadaardig
[KANKER] Goedaardige tumoren groeien over het algemeen langzaam, rukken zich niet los uit hun oorspronkelijke omgeving en groeien er niet in door, zoals kwaadaardige tumoren. Goedaardige tumoren zijn abnormaal, maar zelden gevaarlijk, behalve een goedaardige hersentumor. Die kan het omliggende hersenweefsel platdrukken. Een goedaardige tumor is GEEN kanker. Een kwaadaardige tumor groeit snel, de cellen groeien door in de omgeving en verspreiden zich naar andere weefsels. Cellen kunnen losraken en via het bloed en-of de lymfe elders in het lichaam terechtkomen. Als ze daar uitgroeien tot tumoren, is er sprake van uitzaaiingen (metastasen=kankercellen die zich ergens anders in het lichaam bevinden dan in de oorspronkelijke tumor).

granulatieweefsel
[INFECTIE] Litteken; geschrompeld bindweefsel op een plaats waar dit een wond heeft moeten overbruggen of dood weefsel heeft moeten vervangen. Het genezingsproces gaat uit van de haarvaten, die langs de wondranden gaan uitgroeien waarbij het bloedstolsel in de wond als een soort steiger fungeert. Met de bloedvaatjes gaan bindweefselcellen mee. Dit geheel wordt granulatieweefsel genoemd, dat korrelig en rood is.

Hamilton Rating Scale for Depression
[DEPRESSIE] (HAM-D of HDRS) De HDRS is een vragenlijst met 21 items. Optelling van de eerste 17 items geeft een maat voor de ernst van een al vastgestelde depressie, de overige vier items dienen voor andere doelen (onder andere voor het vaststellen van het type depressie). Score van de eerste 17 items: mild = 10 - 13; mild tot matig = 14-17; >17 = matig tot ernstig.

HDL
[HART- EN VAATZIEKTEN] High Density Lipoproteïne-Cholesterol: Cholesterol dat voor transport door het bloed gekoppeld is aan HDL. Deze chemische samenstelling geeft minder aanleiding tot het ontstaan van arteriosclerose (slagaderverkalking) en heeft dus een beschermende werking tegen bepaalde hart- en vaatziekten.

herstel en balans
[KANKER] Programma voor gezondheidsbevordering en revalidatie voor kankerpatiënten. Het is een combinatie van lichaamstraining en psychosociale begeleiding. Dit programma bestaat uit een lichaamstraining en psychosociale begeleiding gericht op herstel: lichamelijk, geestelijk en sociaal. Kankerpatiënten werken aan hun herstel. D.m.v. dit programma proberen ze een nieuw evenwicht te vinden in hun leven, met de ziekte kanker en de gevolgen ervan.

hemisfeer
[DEMENTIE] Hersenhelft. Dominante = de hemisfeer die bij een hersenfunctie meer betrokken is dan de andere; voor bepaalde 'hogere' corticale (hersenschors betreffende) functies is de linker hemisfeer bij bijna alle rechtshandigen dominant over de rechter hemisfeer.

hippocampus
[DEPRESSIE] Is betrokken bij het gedragspatroon van het individu. Ze is vooral het hersendeel dat een belangrijke rol speelt bij stress en is gevoelig voor cortisol. De hippocampus is onderdeel van het limbisch systeem, ook wel de emotionele hersenen genoemd en heeft een dubbelfunctie. De hippocampus speelt een rol in het geheugen in het algemeen, maar specifiek in het geheugen voor stress-situaties. Hierdoor herken je direct of een bepaalde situatie mogelijk bedreigend is en kun je snel beslissen wat je er aan kunt doen. Verder regelt de hippocampus dat er niet teveel of te weinig cortisolhormoon in het lichaam wordt aangemaakt. Dit gebeurt via het zogenaamde feedback-mechanisme. Zodra cortisol de hippocampus bereikt, gaat er een signaal naar de bijnieren dat de productie kan worden gestaakt. Als dit feedbackmechanisme voortdurend in actie moet komen, raakt het ongevoelig voor die signalen. Het gevolg hiervan is dat het cortisolgehalte in het bloed te hoog of juist te laag wordt.

HPA-as
[DEPRESSIE] (=hypothalamus-pituitary-adrenocortex as) Hypothalamus Hypofyse Bijnierschors as Het stress response systeem hier bedoeld, is de hypothalamus-pituitary-adrenocortex as, ofwel de HPA-as. Dit stress systeem wordt actief bij de aanpassing aan langdurige stress situaties. Het houdt de stress reactie in stand en voorkomt tegelijkertijd het uit de hand lopen van de stress reactie. Wanneer lichamelijke of psychische stress wordt waargenomen, reageert de hypothalamus met afgifte van CRH (corticotropinevrijmakend hormoon). Deze stimuleert de hypofyse tot vrijmaken van ACTH (adrenocorticotroop hormoon). Deze geeft weer een signaal aan de bijnierschors om cortisol af te scheiden. De afgifte van deze hormonen maakt een vecht-, vlucht-, of vreesreactie mogelijk. Bij depressieve patienten zijn de hypofyse en bijnieren vergroot en de bijnieren produceren overmatig veel cortisol. Normaliter wordt de afgifte van cortisol gereguleerd door een negatief feedbacksysteem met de hypofyse en hypothalamus. Cortisol werkt remmend op CRH en ACTH. Depressieve mensen hebben een disfunctioneel feedbacksysteem.

Humorale afweer
[REUMA] valt de ziekteverwekker aan via antistoffen.

hypothalamus
[DEPRESSIE] (lett. Onder de thalamus). Deze piepkleine stukjes van de hersenen zijn ontzettend belangrijk. Behalve de lichaamstemperatuur regelen ze een hoop van het gedrag en gevoelens, zoals dorst, slaap (dag en nacht ritme), agressie, plezier en (seksueel) genot. Zet ook aan tot de produktie van hormonen, waaronder het groeihormoon. Naast het groeihormoon produceert de hypofyse andere hormonen en stimuleert het bepaalde organen tot hormoonproduktie. Beschadiging van een van beide hersendelen kan tot verminderde groeihormoon produktie leiden.

hypofyse
[DEPRESSIE] De hypofyse is een klier die onder de hypothalamus hangt. Deze geeft in opdracht van de hypothalamus allemaal hormonen af, bijvoorbeeld voor de voortplanting. Ook melanine is een hormoon van de hypofyse. Het zorgt voor de besturing van de biologische klok.

hypertensie
[HART- EN VAATZIEKTEN] (Ver)ho(o)g(d)e bloeddruk. In de volksmond staat hypertensie (hyper = in zeer sterke mate, tensie = druk) bekend als 'hoge bloeddruk'. Als de bloeddruk bij meerdere metingen verhoogd is, spreken we van hypertensie. Daarbij kunnen zowel de bovendruk (systolische waarde) als de onderdruk (diastolische waarde) verhoogd zijn. Ook wanneer alleen de systolische bloeddruk of de diastolische bloeddruk verhoogd is spreken we van hypertensie. De bekendste risicofactoren zijn overgewicht, diabetes mellitus (suikerziekte), een stoornis in de vetstofwisseling (bijv. een te hoog cholesterolgehalte), roken, een zittend bestaan met te weinig lichaamsbeweging en het voorkomen van hart- en vaatziekten in de familie. Ook als er een stoornis in de nierfunctie is geconstateerd, is het belangrijk de bloeddruk regelmatig te laten controleren, omdat een dergelijke stoornis kan bijdragen tot verhoging van de bloeddruk.

Ideomotorische apraxie
[DEMENTIE] Stoornis in de bewegingsactiviteit waarbij de patiënt niet in staat is op verzoek bewegingen uit te voeren, veroorzaakt door een hersenfunctiestoornis. Het bewegingsplan is aanwezig maar de patiënt kan om dit te realiseren niet de verschillende bewegingen uitvoeren. De patiënt maakt een onhandige indruk, maar kan wel bepaalde reflexmatige bewegingen uitvoeren.

Ideatoire apraxie
[DEMENTIE] Stoornis in de bewegingsactiviteit door een hersenfunctiestoornis. Bij deze apraxievorm is het plan van de opeenvolgende bewegingen verloren gegaan, hoewel de samenstellende delen van het bewegingsmechanisme als zodanig wel zijn uit te voeren. Er ontstaat een onsamenhangende opeenvolging van bewegingen of onderdelen van een bewegingsmechanisme.

Ideationele apraxie
[DEMENTIE] Onvermogen tot het uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen, terwijl er geen sprake is van spierverlammingen of sensorische stoornissen. De stoornis heeft vooral betrekking op het onvermogen om voorwerpen op de juiste wijze te hanteren.

immuunafweer
[INFECTIE] Het immuunsysteem van ons lichaam is een afweersysteem dat ervoor zorgt dat het organisme niet steeds wordt overstroomd door lichaamsvreemde stoffen zoals bacterieën, schimmels, en virussen. Zonder deze afweer zouden wij niet kunnen leven en zou geen genezing mogelijk zijn. Je kan er twee systemen in onderscheiden: een specifiek en een niet-specifiek.

Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT)
[PSYCHOTHERAPIEEN] IPT ziet in een depressie een op jeugdervaringen gestoelde, inadequate reactie op situaties waarin de bestaanszekerheid op het spel staat. Doel van de therapie is die inadequate reactie door doelmatiger gedrag te vervangen. De jeugdervaringen worden niet besproken; IPT richt zich uitsluitend op het heden. Eerst worden de manieren waarop de patiënt met de bedreigende situatie omgaat, zijn gevoelens, gedachten en verwachtingen, zo nauwkeurig mogelijk in kaart gebracht. Vervolgens wordt hem uitgelegd dat zijn reacties passen bij een depressie, een ziekte die over het algemeen een goede prognose heeft maar tijdelijk leidt tot sociale beperkingen.

Inflammatoire fase
[INFECTIE] Onmiddellijk na de verwonding ontstaat een vasoconstrictie die 5 tot 10 minuten aanhoudt. Bloedplaatjes en fibrine zorgen, samen met de vasoconstrictie, voor de hemostasis of bloedstelping. In het bloed dat in de wonde verloren gaat, ontstaat een stolsel waarin een fibrinenetwerk opgebouwd wordt. Tijdens deze initiële fase van vasoconstrictie hechten leucocyten, erythrocyten en bloedplaatjes zich aan de vaatwand. Later worden vanuit het getraumatiseerde weefsel bradykinine en histamine afgescheiden; deze veroorzaken vasodilatatie. Vocht, proteïnen en enzymen lekken vanuit het intravasculaire compartiment naar de extracellulaire ruimte waar ze zwelling, roodheid en pijn veroorzaken. Witte bloedcellen (granulocyten en monocyten) migreren naar de getraumatiseerde zone (diapedese) en zorgen voor het opruimen van beschadigde weefselcellen en eventueel binnengedrongen bacteriën (fagocytose). Door de fagocytose zuiveren zij de wonde van vreemd materiaal.

infectie
[INFECTIE] Een infectie is de vermenigvuldiging van in het lichaam binnengedrongen micro-organismen. Tot de voornaamste ziekteverwekkers behoren bacteriën en virussen. Een infectie kan uiteenlopende reacties of symptomen veroorzaken: koorts, hoofdpijn, stijfheid, vermoeidheid, hoestbuien, diarree, pijn, een lopende neus, rode ogen, enz. Over het algemeen voelen we ons dan ziek.

infarct
[HART- EN VAATZIEKTEN] Infarct betekent het afsterven van een stuk weefsel door zuurstofgebrek. Een hartinfarct is dus het afsterven van een stuk hartspier, doordat dit gedeelte te lang (minstens 30 minuten) geen zuurstof heeft gekregen. De oorzaak van dit zuurstofgebrek is een totale afsluiting van de slagader die het hart van zuurstof voorziet. Het gedeelte achter deze afsluiting krijgt geen zuurstof meer en sterft vervolgens af, tenzij het weer tijdig open gaat. Een stuk weefsel dat geen zuurstof krijgt en dus afsterft, geeft pijn. In het geval van het hart is er sprake van een drukkende pijn op de borst, een gevoel dat veel heviger is dan angina pectoris. Het gebrek aan zuurstof kan tijdelijk dan wel blijvend zijn. Bij een tijdelijk gebrek aan zuurstof duurt de pijn meestal maar een paar minuten en hooguit een kwartier. De pijn bij een tijdelijke afsluiting wordt angina pectoris genoemd en ontstaat niet door een totale afsluiting, maar door een vernauwing van de kransslagader. Bij een blijvend gebrek aan zuurstof daarentegen is er sprake van een complete afsluiting en duurt de pijn veel langer dan een kwartier. De pijn kan uren aanhouden. Deze blijvende afsluiting is dus een hartinfarct. Een kransslagader wordt afgesloten doordat een bloedprop klem komt te zitten in het vat. Zo'n bloedprop ontstaat meestal door een scheur in een verdikking van de wand van de slagader. Deze verdikking is ontstaan door aderverkalking, ook wel arteriosclerose genoemd. Het kan zijn dat de patiënt, voorafgaand aan de hartaanval, al klachten had door de aderverkalking. Deze klachten berusten dan enkel op vernauwing van de kransslagaders: angina pectoris met pijn op de borst die slechts een paar minuten duurt. Een hartaanval kan ook als een donderslag bij heldere hemel optreden, zonder dat er ooit hartklachten zijn geweest. Dan was de vernauwing voor het infarct nog niet ernstig (minder dan 70% vernauwing), maar het stolsel op de scheur sluit het bloedvat geheel af.

korte termijngeheugen
[DEMENTIE] Onthoudt even de enorme hoeveelheid informatie die wij gedurende de hele dag opvangen. Daaruit kan dan worden geselecteerd wat belangrijk kan zijn voor later en wat van al dat gehoorde en geziene niet belangrijk genoeg is om in het grote lange-termijngeheugen te worden bewaard. Dit doe je niet bewust (tenzij je jezelf iets probeert aan te leren). Het korte-termijngeheugen werkt als een soort zeef. Alleen datgene wat echt doorgelaten moet worden omdat het later nog wel eens van pas zou kunnen komen gaat door naar het volgende station in de hersenen. De rest van alles wat men hoort, ziet of voelt moet na enkele minuten weer vergeten worden.

Kwaadaardig versus goedaardig
[KANKER] Een goedaardige tumor is een vermeerdering van cellen die op den duur meestal stopt. De cellen dringen niet door in de omliggende weefsels en worden niet via bloed of lymfebanen naar elders versleept (uitzaaien). Het lichaam heeft tot op zekere hoogte nog controle over het gedrag van deze cellen. Bij een kwaadaardige tumor is deze controle weg. De cellen delen in principe onbeperkt, dringen meestal door is de omringende weefsels en kunnen uitzaaien. Sommige goedaardige tumoren kunnen op den duur kwaadaardig worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor poliepen in de dikke darm of sommige moedervlekken. Dit is echter voor de meeste goedaardige tumoren een zeldzaam verschijnsel.