Collegenet - Woordenlijst Nederlands-Vlaams

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Taal en literatuur > Vlaamse woorden
Datum & Land: 10/06/2014, NL/BE
Woorden: 409


kalisse
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zoethout`

kakschool
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kleuterschool`

kader
Vlaams voor het Nederlandse woord ` fietsframe`

kader
Vlaams voor het Nederlandse woord ` lijst (foto`

kaberdoes
Vlaams voor het Nederlandse woord ` donker`

kaberdoes
Vlaams voor het Nederlandse woord ` bordeel`

kabassen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` arm aan arm lopen`

kaas en gebakken ei
Vlaams voor het Nederlandse woord ` tosti met ham`

kaarting
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kaartwedstrijd`

kaarsroet
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kaarsvet`

kaai
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kade`

kave pla
Vlaams voor het Nederlandse woord ` koude schotel`

kattenprul
Vlaams voor het Nederlandse woord ` katapult`

kipkap
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zult`

kinderkribbe
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kinderdagverblijf`

kinderkribbe
Vlaams voor het Nederlandse woord ` crèche`

kiekenkot
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kippenren`

kiekenvel
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kippenvel`

kiekenbil
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kippenpoot`

kieken
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kip`

kivela
Vlaams voor het Nederlandse woord ` sneeuwwitje (7-up met bier)`

kliniek
Vlaams voor het Nederlandse woord ` ziekenhuis`

klein bier
Vlaams voor het Nederlandse woord ` onbeduidende kwestie`

klappen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` praten`

klappen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` spreken`

kortelet
Vlaams voor het Nederlandse woord ` karbonade`

koffiezetter
Vlaams voor het Nederlandse woord ` koffiezetapparaat`

koersvelo
Vlaams voor het Nederlandse woord ` racefiets`

kot
Vlaams voor het Nederlandse woord ` studentenkamer`

kot
Vlaams voor het Nederlandse woord ` huis`

kramiek
Vlaams voor het Nederlandse woord ` krentenbrood`

kuske
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kusje`

kuister
Vlaams voor het Nederlandse woord ` poetsvrouw`

kwiet
Vlaams voor het Nederlandse woord ` dronken`

kwartier
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kamer (gemeubileerd)`

kwansuis
Vlaams voor het Nederlandse woord ` schijnbaar`

lange rek
Vlaams voor het Nederlandse woord ` dropveter`

landingsstrip
Vlaams voor het Nederlandse woord ` landingsbaan`

lampetten
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zuipen`

la bamba
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kusjesdans`

leeggoed
Vlaams voor het Nederlandse woord ` emballage`

leefkamer
Vlaams voor het Nederlandse woord ` woonkamer`

leefkamer
Vlaams voor het Nederlandse woord ` huiskamer`

lijfke
Vlaams voor het Nederlandse woord ` borstrok`

living
Vlaams voor het Nederlandse woord ` huiskamer`

living
Vlaams voor het Nederlandse woord ` woonkamer`

louche café
Vlaams voor het Nederlandse woord ` donker`

luiden
Vlaams voor het Nederlandse woord ` lieden`

lutten
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zuipen`

mansarde
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zolderkamer`

maneuver
Vlaams voor het Nederlandse woord ` grimas`

malheur
Vlaams voor het Nederlandse woord ` ongeluk`

mager persoon
Vlaams voor het Nederlandse woord ` lang`

madame
Vlaams voor het Nederlandse woord ` mevrouw`

maagdeke
Vlaams voor het Nederlandse woord ` bruidje`

met ongereed geld
Vlaams voor het Nederlandse woord ` op krediet`

misklappen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zich verspreken`

mieke
Vlaams voor het Nederlandse woord ` prostituée`

moto
Vlaams voor het Nederlandse woord ` motorfiets`

mot-cyclette
Vlaams voor het Nederlandse woord ` motorfiets`

mondmuziek
Vlaams voor het Nederlandse woord ` mondharmonica`

moemoe
Vlaams voor het Nederlandse woord ` grootmoeder`

moeke
Vlaams voor het Nederlandse woord ` oud vrouwtje`

mottig
Vlaams voor het Nederlandse woord ` onfris`

muurkien
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kerstkonijn (zelf gemest)`

nevel
Vlaams voor het Nederlandse woord ` mist`

neusdoek
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zakdoek`

neuken
Vlaams voor het Nederlandse woord ` bedriegen`

neuken
Vlaams voor het Nederlandse woord ` zeuren`

nestel
Vlaams voor het Nederlandse woord ` veter`

negotiëren
Vlaams voor het Nederlandse woord ` onderhandelen`

negertetten
Vlaams voor het Nederlandse woord ` negerzoenen`

negermemmen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` negerzoenen`

normaalschool
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kweekschool`

noenmaal
Vlaams voor het Nederlandse woord ` middagmaal`

noen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` middag`

omzendbrief
Vlaams voor het Nederlandse woord ` circulaire`

omnipresent
Vlaams voor het Nederlandse woord ` overal aanwezig`

ontheemde
Vlaams voor het Nederlandse woord ` vluchteling`

onthaalcentrum
Vlaams voor het Nederlandse woord ` informatiecentrum`

ondergraven
Vlaams voor het Nederlandse woord ` ondermijnen`

oorkussen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` hoofdkussen`

opteren
Vlaams voor het Nederlandse woord ` kiezen`

opneemvod
Vlaams voor het Nederlandse woord ` dweil`

opfokken van tuffers
Vlaams voor het Nederlandse woord ` opvoeren van bromfietsen`

open deur dag
Vlaams voor het Nederlandse woord ` open dag`

op kot
Vlaams voor het Nederlandse woord ` op kamers`

opzoekingswerk
Vlaams voor het Nederlandse woord ` research`

overzetter
Vlaams voor het Nederlandse woord ` pont`

overzetter
Vlaams voor het Nederlandse woord ` veerboot`

patattencoureur
Vlaams voor het Nederlandse woord ` slechte wielrenner`

parking
Vlaams voor het Nederlandse woord ` parkeergarage`

papkinneke
Vlaams voor het Nederlandse woord ` papkindje`

panikeren
Vlaams voor het Nederlandse woord ` in paniek raken`

pandoer
Vlaams voor het Nederlandse woord ` politieagent`

panaché
Vlaams voor het Nederlandse woord ` sneeuwwitje (7-up met bier)`

palaveren
Vlaams voor het Nederlandse woord ` veel en lang praten`

pakkeman
Vlaams voor het Nederlandse woord ` politieagent`

pakkeman
Vlaams voor het Nederlandse woord ` boeman`

pak
Vlaams voor het Nederlandse woord ` boel (aantal)`