prepareren werkw. Uitspraak: [ prepa'rerə(n) ] Afbreekpatroon: pre·pa·re·ren Vervoegingen: prepareerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geprepareerd (volt.deelw.) 1) voorbereiden Voorbeelden: 'een patiënt prepareren voor vervoer' , 'je grondig prepareren voor je examen' Synoniem: klaarmaken 2) (een dood dier...
1) Bereiden 2) Toebereiden 3) Inwerken 4) Aanstalten maken 5) Opzetten van dieren 6) Opzetten 7) Brouwen 8) Voorbereiden 9) Voorbewerken 10) Voorwerken 11) Klaarmaken 12) Gereedmaken 
voorbereiden
gereedmaken, voorbereiden; bewerken (toon de herkomst via de etymologiebank)
ervoor zorgen dat je er klaar voor bent vb: Wilhelm prepareerde zich op het examen Synoniem: voorbereiden
Prepareren is het schoonmaken en conserveren van de huid van een meestal gewerveld dier en het opzetten ervan op een geraamte of model zodat de vorm van het skelet en de musculatuur van het dier wordt gesimuleerd. Het prepareren of opzetten van een dier is het werkproces ten behoeve van het bewaren van het exemplaar. Afhankelijk van de diersoort om...
voorbereiden
Prepareren is voorbereiden of bewerken. [basiswoordenlijst groep 7]
bereiden van voedsel.
Het verrichten van handelingen om iets gereed te maken voor gebruik, voor het verlenen van diensten of voor een bepaalde gelegenheid, test of taak