de aangelegenheid zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ anxəˈlexə(n)hɛit ] Afbreekpatroon: aan·ge·le·gen·heid Verbuigingen: aangelegenheden (meerv.) zaak; kwestie Voorbeelden: 'financiële aangelegenheden' , 'Een wintersportvakantie is een dure aangelegenheid.' Synoniemen: affaire belang geval kwestie zaak 
1) Gewichtige zaak 2) Zaak 3) Kwestie 4) Belang 5) Belangrijke zaak 6) Beslommering 7) Affaire 8) Geval 9) Gewichtig feit 
zaak, belang
contact, betrekking, verhouding. - Voorbeeld: ‘En ze scheidden weer van elkaar, zonder dat men er aan dacht hoe hij voortijds, met diezelfde vrouw, in zijn jongde, eens nauwere aangelegenheden had, die vergaan en dood waren en op niets uitgelopen’