I achter bijwoord Uitspraak: [ ˈɑxtər ] Afbreekpatroon: ach·ter 1) in het achterste gedeelte Voorbeeld: 'achter in de twintig zijn' Antoniem: voor driehoog achter wonen (wonen in een kleine en armoedige woning) 2) met een achterstand Voorbeelden: 'achter zijn met je werk' , 'Je horloge loopt achter.' Antoniem: vo...
1) Aan de achterkant 2) Aan de achterzijde 3) Aan het eind 4) Achterlijk 5) Achterop 6) Antiek 7) Bachten 8) Daarachter 9) Erachter 10) In achterstand 11) Na 12) Nadat 13) Niet voor 14) Voorzetsel 1) Achteren 2) Af 3) Antiek 4) Na 5) Nadat 6) Verouderd 
na (toon de herkomst via de etymologiebank)
slechter, of minder ver dan anderen vb: onze club staat drie punten achter Tegenstelling: voor [3]
[I] in of bij de achterkant [II] voorzetsel
I.voorz., 1.langs, op. Voorbeeld: ‘Ze zullen u achter straat doodsmijten’ Voorbeeld: ‘Zo gauw de vruchten verhaarzelden achter 't land, was 't groot geruchte uit’ (Langs Wegen 130) Voorbeeld: ‘Maar ze vond heur doen belachelijk - zot was het te geloven dat er verloren geld achter de grond zou liggen’ 2.ter aanduidin...
voorzetsel
Te gebruiken om iets te beschrijven dat zich aan die kant van een object bevindt die het tegenovergestelde is van zijn voorkant of van de belangrijkste of nuttigste kant. Gebruik `achterkanten (delen)`, uit de hiërarchie Onderdelen voor deze delen zelf.