afkopen werkw. Uitspraak: [ 'ɑfkopə(n) ] Afbreekpatroon: af·ko·pen Vervoegingen: kocht af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgekocht (volt.deelw.) in één keer een bedrag betalen om af te komen van een (een verplichting) Voorbeeld: 'je hypotheek afkopen' Synoniemen: afkoop lossen schadeloosstellen terugbetalen tevredenstellen ve... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afkopen
Beeindiging van een levensverzekering waarbij het recht op een uitkering wordt afgekocht. Er volgt meestal een boete wanneer een levensverzekering vroegtijdig wordt beeindigd. Gevonden op http://www.financielebegrippen.com/afkopen