aflossen werkw. Uitspraak: [ ˈɑflɔsə(n) ] Afbreekpatroon: af·los·sen Vervoegingen: loste af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgelost (volt.deelw.) 1) (een schuld) betalen Voorbeeld: 'een hypotheek in dertig jaar aflossen' 2) werk overnemen (van iemand) Voorbeeld: ''s morgens je collega's van de nachtdie...
1) Afbetalen 2) Afkopen 3) Afladen 4) Betalen 5) Delgen 6) Inlossen 7) Inspringen 8) Nieuw 9) Remplaceren 10) Terugbetalen 11) Verbeurten 12) Vernieuwen 13) Vervangen 14) Verwisselen 15) Voldoen 1) Afbetalen 2) Betalen 3) De plaats innemen van 4) Delgen 5) In taak vervangen 6) In zijn taak vervangen 7) Inlossen 8) Inspringen 9) Remplaceren 10) Terugbetalen 11) Veranderen 12) Verbeurten 13) Vernieuwen 14) Verpozen 15) Verscharen 16) Vervangen 17) Verwisselen 18) Voldoen 19) Zijn schuld vereffenen 
Onder aflossen verstaan we het periodiek terugbetalen van een deel van de hoofdsom bij een lening of een hypotheek. ( > Beleggen > effecten > obligaties)
Aflossen is het terugbetalen van een geleend bedrag (bijv. een consumptief krediet of een hypotheek).
Onder aflossen, dan wel het doen van een aflossing, verstaan we het periodiek terugbetalen van een deel van de hoofdsom bij een lening of een hypotheek. Aflossen gaat meestal via een bepaald schema. Soms is het minder zichtbaar, bijvoorbeeld bij een annuïteitenhypotheek waar een vast bedrag per keer wordt terugbetaald waar zowel de rente als de af...
• [ov] de plaats innemen van. • [ov] geheel of gedeeltelijk voldoen.
vervangen, overnemen
U vraagt een hypotheek aan om een woning te kopen. Deze lening moet u terugbetalen. Dit terugbetalen noemen we aflossen.
incasso: terugbetaling in termijnen van geleend geld. De wijze van aflossing wordt geregeld in de overeenkomst van geldlening. ...