afplakken werkw. Uitspraak: [ 'ɑfplɑkə(n) ] Afbreekpatroon: af·plak·ken Vervoegingen: plakte af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgeplakt (volt.deelw.) (iets) beplakken om het af te dekken Voorbeelden: 'bij het schilderen de plinten afplakken met tape' , 'blote borsten op een poster afplakken' 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afplakken
Het gebruik van een oogpleister bij occlusietherapie over het goede oog om het 'luie oog' te stimuleren om beter te functioneren
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11079