de bakkebaard zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbɑkəbart ] Afbreekpatroon: bak·ke·baard Verbuigingen: bakkebaarden (meerv.) haar langs de wang naast de oren Voorbeeld: 'bakkebaarden laten staan' Synoniemen: tochtlatjes 
1) Haarbos 2) Gelaatsversiering 3) Gezichtsbeharing 4) Tochtlat 5) Haargroei langs de wangen 6) Haargroei op de wangen 7) Harig sieraad van mannen 8) Haardos 9) Lichaamsdeel 10) Haargroei 11) Baard 
baard alleen op wangen
achterwaarts gerichte groep veren die aan weerszijde van de meer of minder nog aanwezige kinlellen groeit.
baard op of langs de wangen (toon de herkomst via de etymologiebank)
De bakkebaard wordt ook wel gekscherend een 'tochtlatje' genoemd. In de 19e eeuw was naast een volle baard of alleen een snor ook de bakkebaard, al of niet vergezeld van snor, erg populair en op veel foto's en schilderijen uit die periode dragen mannen een imposante bakkebaard.
Bakkebaard is haargroei op de wangen naast de oren. [basiswoordenlijst groep 6]