balanceren werkw. Uitspraak: [ balɑnˈserə(n) ] Afbreekpatroon: ba·lan·ce·ren Vervoegingen: balanceerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebalanceerd (volt.deelw.) proberen in evenwicht te blijven Voorbeeld: 'op de evenwichtsbalk balanceren' op het randje balanceren (de grenzen van wat kan of mag opzoeken) Synoniemen: twijfelen ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/balanceren