beetnemen werkw. Uitspraak: [ 'betnemə(n) ] Afbreekpatroon: beet·ne·men Vervoegingen: nam beet (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft beetgenomen (volt.deelw.) voor de gek houden om te plagen Voorbeelden: 'mensen werden beetgenomen voor de verborgen camera' , 'hij is achterdochtig en laat zich niet snel beetnemen' Synoniem: foppen Synon...
1) Aanpakken 2) Afzetten 3) Bedonderen 4) Bedotten 5) Bedriegen 6) Beduvelen 7) Beentje lichten 8) Beetgrijpen 9) Beetpakken 10) Belazeren 11) Beseibelen 12) Bezwendelen 13) Doffen 14) Flashen 15) Flessen 16) Foppen 17) Greep 18) Grijpen 19) Liegen 20) Meppen 21) Misleiden 22) Mystificeren 23) Neppen 
• [ov] vastpakken, in de handen nemen • [ov] iemand een loer draaien, het slachtoffer van een streek maken
bedotten, afzetten