de behendigheid zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ bə'hɛndəxhɛit ] Afbreekpatroon: be·hen·dig·heid Verbuigingen: behendigheden (meerv.) 1) vermogen om een handeling snel en handig te verrichten Voorbeelden: 'de behendigheid van een goochelaar' , 'behendigheidsspelletje' , 'Test je behendigheid met dit spel.' Synoniem: vaardighei...
1) Agiliteit 2) Bedrevenheid 3) Dexteriteit 4) Gewiekstheid 5) Handgreep 6) Handigheid 7) Knaphandigheid 8) Kunst 9) Kunstgreep 10) Kunstje 11) Sofisme 12) Truc 13) Vaardigheid 14) Vlugheid 1) Gauwheid 2) Handgreep 3) Handigheid 4) Hondensport 5) Kunst 6) Kunstgreep 7) Kunstje 8) Kunststuk 9) Truc 10) Vaardigheid 
•de mate waarin men fysiek zijn lichaam weet te coördineren
spaarzaamheid, zuinigheid - Voorbeeld: ‘Ze wist dat hun sommeke geld verminderde en Jans daghuur onvoldoende was voor 't onderhoud van het gezin; haar doel was: Jan buiten de wete laten van haar behendigheid en nauwe aanleg’ (Langs Wegen 153)
Tak van de hondensport waarbij een parcours met hindernissen moet worden afgelegd. Tak van de hondensport waarbij parcoursen met hindernissen moet worden afgelegd.
tak van hondensport waarbij een parcours met hindernissen moet worden afgelegd