bekoren werkw. Uitspraak: [ bəˈkorə(n) ] Afbreekpatroon: be·ko·ren Vervoegingen: bekoorde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bekoord (volt.deelw.) plezier doen, een prettig gevoel geven Voorbeeld: 'Het toneelstuk kan mij niet bekoren.' Synoniemen: : bevallen (2), behagen Synoniemen: aanlokken aantrekken bevallen charmeren lokken 3...
1) Aanlachen 2) Aanlokken 3) Aanstaan 4) Aantrekken 5) Behagen 6) Betoveren 7) Bevallen 8) Chanteren 9) Charmeren 10) Enchanteren 11) Innemen 12) Koketteren 13) Lokken 14) Tenteren 15) Verleiden 16) Verlokken 17) Verzoeken 1) Aanlachen 2) Aanlokken 3) Aantrekken 4) Behagen 5) Betoveren 6) Bevallen 7) Bevallig 8) Charmeren 9) Doen genieten 10) Enchanteren 11) Erg voor zich innemen 12) Iemand sterk aantrekken 13) Koketteren 14) Lokken 15) Tenteren 16) Tokken 17) Van mening doen veranderen 18) Verleiden 19) Verlokken 20) Verrukken 
aantrekking uitoefenen (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [ov] aantrekkingskracht uitoefenen.
aantrekken
aantrekken