
de reisgenoot zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'rɛisxənot ] Afbreekpatroon: reis·ge·noot Verbuigingen: reisgenoten (meerv.)
persoon die samen met jou op reis gaat Voorbeeld: 'Gezocht: reisgenoot tussen de veertig en vijftig jaar voor de maand juli.' Synoniemen: metgezel reismakker ...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/reisgenoot

1) Gezel 2) Genoot 3) Metgezel 4) Medereiziger 5) Reismakker
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Reisgenoot/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.