benadrukken werkw. Uitspraak: [ bəˈnadrʏkə(n) ] Afbreekpatroon: be·na·druk·ken Vervoegingen: benadrukte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft benadrukt (volt.deelw.) de nadruk leggen op Voorbeeld: 'het belang van iets benadrukken' Synoniemen: : beklemtonen, accentueren, onderstrepen, Synoniemen: aanzetten accentueren beklemtonen be...
1) Aanzetten 2) Accentueren 3) Beklemtonen 4) Betonen 5) Drukken 6) Inprenten 7) Leggen van de nadruk 8) Leggen van het accent 9) Nadruk leggen 10) Onderstrepen 1) Accentueren 2) Aksentueren 3) Beklemtonen 4) Betonen 5) Inprenten 6) Omlijnen 7) Onderstrepen 8) Vaststellen 
het beter laten uitkomen, er nadruk op leggen vb: hij benadrukte nog eens dat ik mijn best moest doen Synoniemen: accentueren beklemtonen
• [ov] extra aandacht leggen op iets.