benauwen werkw. Uitspraak: [ bə'nɑuwə(n) ] Afbreekpatroon: be·nau·wen Vervoegingen: benauwde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft benauwd (volt.deelw.) 1) het moeilijk maken om adem te halen Voorbeeld: 'de rook benauwt iedereen' 2) angstig maken Voorbeeld: 'Zijn harde uitspraken benauwen de samenleving.' Syno... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/benauwen