de bevoegdheid zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ bə'vuxthɛit ] Afbreekpatroon: be·voegd·heid Verbuigingen: bevoegdheden (meerv.) officieel erkend recht iets te doen Voorbeelden: 'geen bevoegdheid hebben' , 'de bevoegdheid om op te treden' een leraar met eerstegraads bevoegdheid (een leraar die in de hoogste klassen van het voortgezet onde... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bevoegdheid
Door middel van geldig diploma, certificaat, pas of toegangsbewijs schriftelijk aantoonbare vrijheid tot het uitoefenen van een beroep, of het verrichten van een taak of handeling, op basis waarvan wettelijke aansprakelijkheid wordt geregeld.
Gevonden op http://www.van-osch.com/termen.doc