bezeilen werkw. Afbreekpatroon: be·zei·len Verbuigingen: bezeilde Vervoegingen: bezeild (volt.deelw.) met een zeilboot of -schip bevaren Voorbeeld: 'Hij bezeilde alle wereldzeeën.' . Spreekwoorden en zegswijzen • geen land met iemand kunnen bezeilen (=met iemand niets kunnen beginnen omdat die niet wil) &bul... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bezeilen
1.beheren, besturen (DB, VD 3) Voorbeeld: ‘Dag in, dag uit bezeilde Vermeulen zijn doening’ 2.een paard proberen, africhten (WNT) Voorbeeld: ‘Daarom besloot hij ook 't nieuwe peerd: Bruin te heten. - Jan veegde de koffie van zijn mond en keerde zonder verder spreken naar de stal. - Hola, kerel, ge zijt de mijne vandaag, we gaan u be... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php