bezighouden werkw. Uitspraak: [ ˈbezəxhɑudə(n) ] Afbreekpatroon: be·zig·hou·den Vervoegingen: hield bezig (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft beziggehouden (volt.deelw.) tijd of aandacht aan iets of iemand besteden Voorbeelden: 'Dat probleem houdt mij nou al de hele dag bezig.' , 'de kinderen bezighouden' Synoniemen: amuseren ong...
1) Absorberen 2) Afleiden 3) Amuseren 4) Boeien 5) De aandacht vestigen 6) Occuperen 7) Onderhouden 8) Ongerust maken 9) Ophouden 10) Verledigen 11) Vermaken 12) Werk verschaffen 13) Werkzaamheden verschaffen 14) Werkzaamheid verschaffen 1) Absorberen 2) Afleiden 3) Amuseren 4) Occuperen 5) Verstrooien 
tijd of aandacht in beslag nemen vb: oom Ton hield ons bezig met goocheltrucjes
• [ov] de aandacht afleiden. •iets te doen geven. • [refl] "zich ~ met": als onderwerp van belangstelling hebben.