de bruid zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ brœyt ] Verbuigingen: bruiden (meerv.) vrouw op haar trouwdag Voorbeeld: 'Daar komt de bruid!' Antoniem: bruidegom Synoniemen: bruidegom (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen • men kan wel dansen al is het niet met de bruid (=men kan ook wel tevreden zijn met iets mind... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bruid
1) Aanstaande 2) Jonggehuwde 3) Jonggehuwde vrouw 4) Kalle 5) Meisje dat gaat trouwen 6) Ondertrouwde 7) Pasgetrouwde vrouw 8) Verloofde 9) Vrouw die gaat trouwen 10) Vrouw die trouwt 11) Vrouw in ondertrouw 12) Vrouw op haar trouwdag Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Bruid/1