de buitenstaander zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbœytə(n)standər ] Afbreekpatroon: bui·ten·staan·der Verbuigingen: buitenstaanders (meerv.) iemand die niet bij een groep of vakgebied hoort Voorbeelden: 'Een toespraak die voor buitenstaanders onbegrijpelijk is.' , 'Ze wonen al lange tijd in de wijk, maar hebben weinig contact met de...
1) Derde 2) Iemand die er niet bij hoort 3) Kantlid 4) Leek 5) Niet-betrokkene 6) Niet-ingewijde 7) Ondeskundige 8) Oningewijde 9) Outsider 1) Derde 2) Leek 3) Outsider 4) Randfiguur 5) Vreemde 
iemand die er niet bij hoort vb: zij is altijd een buitenstaander geweest