concurreren werkw. Uitspraak: [ kɔŋky'rerə(n) ] Afbreekpatroon: con·cur·re·ren Vervoegingen: concurreerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geconcurreerd (volt.deelw.) proberen hetzelfde te bereiken als anderen, waardoor je last van elkaar hebt Voorbeelden: 'Europese regels bepalen welke vormen van concurreren zijn toegestaan.' ...
1) Beconcurreren 2) Het meedingen 3) Mededingen 4) Meedingen 5) Rivaliseren 6) Wedijveren 1) Mededingen 2) Meedingen 3) Rivaliseren 4) Strijden 5) Wedijveren 
wedijveren, mededingen (toon de herkomst via de etymologiebank)
proberen iemand op een bepaald gebied te verslaan vb: als die bedrijven concurreren, blijven de prijzen laag
wedijveren
Het door meerdere aanbieders van goederen en/of diensten in een markt onafhankelijk en ten koste van elkaar streven naar de realisatie van zakelijke doelstellingen.