daarop bijwoord Uitspraak: [ dar'ɔp ] Afbreekpatroon: daar·op 1) op wat je noemt of op dat waar je naar wijst Voorbeelden: 'Op je bureau. Je hebt het zelf daarop gelegd.' , 'Die fiets? Daarop kan ik niet fietsen.' , 'Dat is een pittig verwijt. Wat heb je daarop te zeggen?' , 'Wat een pech, daarop hadden we niet gerekend.' 2) Gevonden op https://www.woorden.org/woord/daarop