de deal zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ diːl ] Verbuigingen: deals (meerv.) overeenkomst; afspraak Voorbeelden: 'Die twee partijen willen een deal sluiten.' , 'Als je nog vijf procent van de prijs af doet, hebben we een deal.' Synoniemen: handeltje transactie zaak 
1) Afspraak 2) Overeenkomst 3) Transactie 4) Handeltje 5) Handelsovereenkomst 6) Akkoord 7) Convenant 8) Compromis 9) Engelse haven 10) Koop 11) Zaak 
Nederlandsche handelswoorden uit het Engels (1914): een corner door één persoon gedreven.
(e). Akkoordje tussen politie-justitie enerzijds en verdachte of getuige anderzijds.
transactie (toon de herkomst via de etymologiebank)
afspraak, overeenkomst