de dealer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈdiːlər ] Afbreekpatroon: dea·ler Verbuigingen: dealers (meerv.) 1) handelaar; vertegenwoordiger Voorbeeld: 'Hij is dealer van dat nieuwe merk auto.' 2) handelaar in drugs Voorbeeld: 'De kleine dealers worden opgepakt, maar de grote handelaren blijven buiten schot.' Synon...
1) Agent 2) Agentschap 3) Autobedrijf 4) Autohandelaar 5) Autohandelaar van vast merk 6) Autoverkoper 7) Detailhandelaar 8) Districtsverkoper 9) Drugshandelaar 10) Drugsverkoper 11) Handelaar 12) Handelaar in drugs 13) Handelaar in verdovende middelen 14) Handelsvertegenwoordiger 15) Officiële handelsvertegenwoordiger 1) Agent 2) Agentschap 3) Autohandelaar 4) Autoverkoper 5) Drugshandelaar 6) Filiaalhouder 7) Handelaar 8) Verkoper 9) Vertegenwoordiger 
Handelaar die uit kleine verschillen tussen bied- en laatkoersen winst tracht te maken. ( > beleggen > handelsterminologie)
handelaar (toon de herkomst via de etymologiebank)
De dealer mag uitsluitend voor eigen rekening en risico handelen en voor andere trading members.
wie iets koopt en weer verkoopt vb: bij welke dealer heb je die auto gekocht? Synoniemen: handelaar koopman zakenman
Een dealer op de beurs is een handelaar die uit kleine verschillen tussen biedkoersen en laatkoersen winst tracht te maken.
verkoper
•een verkoper van één merk auto`s. •een drugshandelaar.
handelaar - Jaar van herkomst: 1931 (KWT )
Handelaar, iemand die voor eigen rekening en risico of voor het bedrijf waarvoor hij werkt handelt.
Nederlandsche handelswoorden uit het Engels (1914): handelaar, koopman.