decoderen werkw. Uitspraak: [ deko'derə(n) ] Afbreekpatroon: de·co·de·ren Vervoegingen: decodeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedecodeerd (volt.deelw.) (gecodeerde informatie) omzetten in leesbare of zichtbare informatie Voorbeelden: 'geheimschrift decoderen' , 'versleutelde gegevens decoderen' Antoniem: coderen Synoniem: ...
1) Terugvertalen 2) Ontcijferen 3) Dechiffreren 4) In gewoon schrift overbrengen 
ontcijferen
Ontcijferen van een gecodeerd document (ook wel encrypted document genoemd). Daar is wel altijd een wachtwoord voor nodig.
Abstract: Het ontsleutelen van woorden, tekens omzetten in klanken: lezen (wordt in de praktijk zowel voor lezen als voor spellen gebruikt).
(=) scoren verwachting inlossen. Onderdeel van een toneelstuk: coderen, stapelen, scoren
Het omvormen van een ontvangen bericht tot een zinvolle boodschap.
ontcijferen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Ontcijferen of ontsleutelen. De betekenis van een code kunnen herkennen. Bij leren lezen gaat het bijv. om het herkennen van letters (die klanken voorstellen); dit zijn visuele codes.