delen werkw. Uitspraak: [ ˈdelə(n) ] Afbreekpatroon: de·len Vervoegingen: deelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedeeld (volt.deelw.) 1) ieder een deel geven Voorbeeld: 'een taart delen' Synoniem: verdelen 2) een mening of gevoel delen (dezelfde mening of hetzelfde gevoel hebben) 'Ik deel je mening, ik b...
1) Adhereren 2) Barrels 3) Bewerking 4) Deelnemen 5) Divideren 6) Doorhakken 7) Een aandeel krijgen 8) Geven 9) Hakken 10) Halveren 11) Ieder de helft 12) Ieder zijn deel geven 13) In partjes scheiden 14) In stukken splitsen 15) Instemmen 16) Instemmen met 17) Kaartterm 18) Opdelen 19) Opsplitsen 20) Parten 1) Barrels 2) Divideren 3) Doorhakken 4) Hakken 5) Halveren 6) Houwen 7) Huwen 8) Kavelen 9) Meevoelen 10) Opsplitsen 11) Partageren 12) Parten 13) Participeren 14) Partjes 15) Porties 16) Rekenen 17) Scheiden 18) Segmenten 19) Splitsen 20) Splijten 21) Stukken 
De makkelijkste manier om planten te vermeerderen, waarbij een polvormende plant wordt opgegraven en vervolgens in meerder stukken wordt gesneden of gescheurd die vervolgens weer worden geplant. Waarna de plant/wortels weer genezen, ook wel scheuren genoemd.
in delen scheiden (toon de herkomst via de etymologiebank)
Zie scheuren. 
•samen met een ander gebruiken. •in meer dan één stuk snijden of hakken.
verdelen
verdelen
Het aan andere gebruikers beschikbaar stellen van hulpbronnen, zoals mappen en printers.
Een risicomaatregel voor ofwel een bedreiging ofwel een kans door de toepassing van een lusten/lasten-formule: beide partijen delen de lusten (binnen vooraf afgesproken grenzen) als de kosten lager zijn dan de begroting; en beide delen de lasten (weer binnen vooraf afgesproken grenzen) als de begroting wordt overschreden.