deponeren werkw. Uitspraak: [ depoˈnerə(n) ] Afbreekpatroon: de·po·ne·ren Vervoegingen: deponeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedeponeerd (volt.deelw.) 1) leggen, plaatsen formeel Voorbeeld: 'een afvalbak om hondenpoep in te deponeren' 2) laten bewaren Voorbeeld: 'geld bij de bank deponer...
1) Afgeven 2) Bewaren 3) Bij de overheid inleveren 4) Brengen 5) Ergens plaatsen 6) Geplaatst 7) Getuigen 8) In bewaring geven 9) Inschrijven 10) Leggen 11) Neerleggen 12) Neerzetten 13) Opbergen 14) Opslaan 15) Overleggen 16) Plaatsen 17) Stationeren 18) Storten 19) Terzijde leggen 20) Wegleggen 21) Zetten 1) Bewaren 2) Geplaatst 3) Inschrijven 4) Intikken 5) Leggen 6) Neerleggen 7) Neerzetten 8) Opslaan 9) Overleggen 10) Plaatsen 11) Stationeren 12) Storten 13) Wegleggen 14) Zetten 
Let op: Spelling van 1858 nederleggen; toever-trouwen, in bewaring stellen; getuigenis afleggen; (op hoogescholen) eenen nieuweling ontgroenen
opbergen, in bewaring geven; registreren; een getuigenverklaring afleggen (toon de herkomst via de etymologiebank)
het er in bewaring geven vb: je moet je geld op de bank deponeren Tegenstellingen: ophalen afhalen
Met deponeren bedoelen we de effectenwereld het in bewaring geven van die effecten bij een depotbank.
•weggooien. •registreren zodat het niet door een ander gebruikt kan worden.
neerleggen, in bewaring geven
neerleggen, in bewaring geven