dippen werkw. Afbreekpatroon: ' dip - pen Herkomst: «Engels Vervoegingen: dipte (verl.tijd ) Vervoegingen: gedipt (volt.deelw.) 1) iets in een saus dippen indopen, stippen, even onderdompelen: Voorbeeld: 'chips dippen bij de borrel' 2) in een dip zitten Voorbeeld: 'na zijn ontslag heeft hij maanden zitt...
1) Heel even in dompelen 2) Heel even indompelen 3) Even indompelen 4) Voorzichtig indopen 5) Indopen 
voorzichtig of eventjes in een vloeistof dopen de spenen van een uier in een vloeistof dopen die ontsmet of verzorgt een beperkte daling van veelal korte duur vertonen; in een dip zitten
eventjes indopen
voorzichtig indopen (toon de herkomst via de etymologiebank)