dooien werkw. Uitspraak: [ ˈdojə(n) ] Afbreekpatroon: dooi·en Vervoegingen: dooide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedooid (volt.deelw.) niet meer vriezen Voorbeeld: 'Als het dooit smelt de sneeuw.' Spreekwoorden en zegswijzen • het kan vriezen en het kan dooien (=het kan alle kanten uit gaan) Naar d...
1) Boven nul 2) Boven nul graden zijn 3) Doen smelten 4) Na vorst boven het vriespunt zijn 5) Niet meer vriezen 6) Smelten 7) Smelten van sneeuw of ijs 1) Smelten 
smelten van ijs; niet vriezen (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [onpr] [meteorologie] het stijgen van de buitentemperatuur boven het vriespunt waardoor alle ijs en sneeuw begint te smelten. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
ophouden te vriezen
Het overgaan van het water van vaste vorm (ijs) in vloeibare vorm (water)